Het naembouck van 1562
(1945)–Joos Lambrecht– Auteursrecht onbekendTweede druk van het Nederlands-Frans woordenboek
[pagina 243]
| |
AantekeningenGa naar voetnoot15. - Goed [jon]stelicken: de letters tussen [] zijn, in de eerste bladen, hier en op enkele andere plaatsen afgevreten; ws. stond er jō. 8. - Achten[t]seuentighste: de t ontbreekt. 9. - Achterghetughe: staat na achterhalen; achterhende en achterhouden na achterjaer.
11. - Aenbilt: staat na aelwarighliken. 12. - Aendraghen: ... [ou]: i.p.v. ou staat er het Nedl. ooc.
13. - Aenghevochten ... experiment[é]: t. experimente.
15. - Aerbeyd...: datmen in één woord, misschien wegens de beperkte ruimte, zie echter dan datmen.
16. - Afdraeyen: staat na Afdraghentheyt.
17. - Afghevaeght ... torch[è]: t. torche. 20. - Aftellen: staat na Aftalen.
21. - Alant wortel cruud: eerder te lezen alantwortel [,] cruud; zie hierover Inleiding, VII, blz. XLII.
23. - Alst al omme ... [à]: t. à. 24. - Anzien: staat na Anxt. 25. - Arm: voor de spelling poure zie blz. 15, noot op Aerm. 26. - Aụondstont ... ][a]: t. le met de hand verbeterd tot la.
27. - Baenst ... allumette[s]: t. allumette. 28. - Ballijngh: staat na Ballast.
30. - Beclappen ...: na le diffamer een dubbele punt.
| |
[pagina 244]
| |
31. - Bedde ... op ghesaeyt: t. opghesaeyt.
32. - Bedijcken: volgorde in t. Bédijnghe, Bedijcken, Bedijnghen, Bedijncken.
34. - Beghéuen ... onghere[ge]lthede: t. ongherelthede; de ge is blijkbaar uitgevallen, zie blz. 145.
35. - Behouuen ... chose: na chose een: 37. - Bemuren ... Enuiron[n]er: t. Enuironuer. 39. - Berrijnghe: t. een: i.p.v. een /.
40. - Beschrauwen: staat vóór Beschrabben.
41. - int Beste ...: staat vóór bestieren. 43. - Beweenen: staat na Beweeght. 45. - Biertonne... [à]: t. á. 46. - Blanssen: staat vóór Blanden.
47. - Blischap ... Ioye: t. I'oye. 50. - Borncanne ... [à]: t. á.
51. - Bouwen: staat vóór Bouwelicken. 52. - Breedelicken ... Largem[e]nt: t. Largemént.
53. - Broederlicken: t. broerderlicken.
56. - Byvangh: staat na byvoughijnghe.
57. - Caeye: staat na Caesvat. 58. - Canne ... cruch[e]: t. cruché.
60. - Clappeye ... Babillarde: t. Babïllarde.
61. - Cl[é]pel: t. Clèpel.
| |
[pagina 245]
| |
62. - Cnoopachtigh of[t]: t. of. 63. - Conijnghshof, -staf, -stoel: men kan ook lezen gescheiden conijnghs hof, staf, stoel. 65. - Couụer ... [à]: t. á.
66. - Crauwel ... [à]: t.a.
67. - Crijgh voeren: t. crijghvoeren; de v van voeren staat dichter bij de voorafgaande h dan op de vorige regel.
68. - Crune gheuen en crune hebben: staan na crul. 69. - Daerom ... [à]: t.a. 70. - Dagh werden ... [à]: t. á. 71. - Dats ... al gheseyt: t. algheseyt. 72. - de Dendre ...: staat na Deluen eenen put. 73. - Dick werden: men kan ook lezen dickwerden. 74. - Dieụelijnghe: t. diụeelijnghe.
76. - Doopsel oft doopijng[h]e: t. doopijngge.
77. - Draeghzetel ... [à]: t.a.
78. - Dat hij Drincke ... com[m]e: t. com-.
79. - Duergaen ... [à]: t. á.
81. - Edel maken: t. eerder edelmaken.
82. - Eertyden en Eerwęrdigh staan vóór Eerghisteren. 83. - Esch: staat vóór Esser niet. 87. - Garreel ... [à]: t. à.
89. - Ghecnopte rogche: blijkbaar drukfout voor rochghe, zie dit woord 92. - Gheleertheyt oft leerijnghe en gheleerd man staan vóór gheleinsteren. 93. - hy leeft ... [à]: t. á. 94. - Ghepeylt ... [à]: t. á.
| |
[pagina 246]
| |
97. - Ghewaer werden: volgt op Ghew. 98. - Ghewerden ... laiss[e]r: t. laissér.
99. - Goed gheschot ... [d]ablée: t. d'ablée; zie op Cooren, blz. 64. 101. - Greinsen: t. na greus. 103. - Guut: staat naast Guterië op dezelfde regel.
104. - Halm: staat na Halszack.
105. - Yemande Hand .. [à]: t. á.
106. - Haumite: staat vóór Hautbreker;
108. - Hesch ...: volgorde in t. Hessen, Hesseloos, Hespe, Hesch, Hesp, Hesel. 109. - Hier en tusschen: men kan desnoods lezen cependant.
112. - Huenigh rate: mogelijk heunighrate.
113. - Iemand: staat vóór Iele.
114. - Inslagh, Inslaen en Inslocken: staan na inne in deze volgorde. 115. - Iongheleur ... jouë[u]r: t. jouër. 116. - Ionghe in: t. Ionghein. 117. - Kersp: staat na Kerụel.
118. - Lacke: staat vóór Lachter. 119. - Lan[c]ke: t. Lanke; verbeterd wegens de volgorde en de gewone spelling. 122. - Leęze: staat vóór Leęu.
123. - Leụende colen: t. in één woord.
125. - Loker: staat vóór Loke.
| |
[pagina 247]
| |
127. - Macht: staat vóór Madelieue. 128. - Męrcatt[e]: t. Męrcattę. 129. - Malsch: staat vóór Malaetsch. 131. - Mens ...: staat vóór Merck.
132. - Mesraper ... fient[e]: t. fienté. 134. - Moedwilligh ... [à]: t. á.
135. - Moffle tot Molter: staan na Moete.
136. - M[u]ezelęre: t. Mụezelęre. 137. - Nacht-douck: t. Nach-tdouck. 138. - Naghel ... vijnghe[r]s: t. vijnghees. 140. - Ortië: t. Ortië. 141. - Noor[d]-westen: t. Noor-westen. 143. - Of en ofte staan op dezelfde regel.
144. - Ondertrauwen ... vrau[we]: t. vrau-, aan het einde van de regel; het teken - wijst op de vergeten slotlettergreep we. 145. - Onghemack: staat na Onghedurigh.
149. - Opender ... al gapende: t. algapende.
150. - Oproer: staat na Oprechticheyt. 151. - Ouerleder v[a]n: t. von; het tweede van is romein.
152. - Packberde[r]s: t. Packberdes; cf. berders zes regels lager en het werkw. berderen. 153. - Pappier dat doorloopt: cf. duerloopende papier.
154. - Penneware ... par le: t. eerder parle. 155. - Plaghe ...: t. na dieu een:
156. - Plechten ... toezegghen: t. eerder toe zegghen; cf. echter toezegghen. 157. - Pocken ... ghemee[n]lic: t. ghemeelic; cf. echter ghemeęnelicken.
158. - Priem: staat na Prenter.
160. - Quijt ghelaghe ... franc[h]e: t. france; cf. echter vorige regel franche. | |
[pagina 248]
| |
161. - Raedsheere: t. Raeds heere.
162. - Rechten ... par la: t. parla.
163. - Repe ... à lin: t. àlin.
164. - Rier: staat na Rietgars.
165. - Roervijnke: t. Roer vijnke.
166. - Rooten ... kemp: t. na kemp een punt.
167. - Rute ... ru[ë]: t. op de laatste e een dikke punt i.p.v. een trema.
168. - Saudie ...: t. staat na Saudure. 170. - Schavotteren ... caeck zetten: t. caeckzetten aaneen, wel wegens het opeendringen van de talrijke letters op de regel. 171. - Scheeden ... van dander: t. vandander. 172. - Schietspoele ...: t. na Nauette een: 174. - Schotelwasscher: staat vóór Schou.
175. - Schrapa: verg. boven Schapra.
177. - Sinistelickheit: ws. te lezen Siniste[r]lickheit. 178. - Sleęu ... rebousch[é]: t. rebousche.
179. - Sluuphouck: staat na sluzen.
181. - een spanne ... de lé: t. eerder delé. 184. - Staerk maken: t. eerder in één woord.
185. - Stellijnghe: te lezen Stelijnghe?
186. - Stijfhals of[t]: t. of, ws. wegens de opeengedrongen tekst. 187. - Stock ... ins[l]uut: t. inssuut.
188. - Strec ... V[n]: t. Vu.
| |
[pagina 249]
| |
190. - Tam li[k]: t. Tamelich; drukfout, door elkaar komen voor -lick en lic; het -lic van behoorelic ws. hier te verklaren door het opeengedrongen zetsel. 191. - Teghen: onzeker zijn de verbindingen Teghenspoed en teghenvloet, die men ook gescheiden kan lezen.
192. - Temmerhout: de a van marriere is onzuiver, kan wellicht ook e zijn. 193. - Toe ghesloten: lees Toe [,] ghesloten? Verg. toesluten ‘serrer’.
196. - Tsynent: staat na Tsynxen.
197. - Turf: t. staat vóór Tusschen.
198. - Tween[t]seuentigh: t. Tweenseuentigh; zie de volgende getallen.
199. - Vaerkens bac, -cot, -wachter: men kan desnoods in één woord lezen. 200. - Valle ... V[n]: t. Vu.
201. - Veld ... Veldhoen: staan na Vele om...
202. - Verbernen en -nijnghe staan na Verbannen.
203. - dat moet verde ... [Ia]: t. j'a; verg. verder Verre.
205. - Ver[h]oouerdighen: t. Veroouerdighen; verg. hoouerdighen.
Verlesen: staat na Verletten. 207. - Verontschuldigen ... Ex[c]user: t. Exuser.
| |
[pagina 250]
| |
208. - Verschillen, Verschil: staan na Verschinen.
209. - Vervarelic ... espou[a]ntable: l. espouäntable?
211. - Verzinnen: staat vóór Verzinken.
212. - Vierschare tot Viertale: volgorde in t. Vierschuppe, Vierste, Vierstede, Vierstael, Viertale, Viersteen, Vierschare, Vierslagh.
214. - Vlies staat vóór Vlierboom. 215. - Vlugghe: staat vóór Vlueghel; Vochghelen, -sel: staan na Vochtigheit. 216. - Voorbigaen: staat vóór Voorbeelde; Voorcommen na Voorcooper. 217. - Vooren verhaelt (het tweede) en Voorhaudijnghe: staan vóór Voords meer. 218. - Vuchtigh ...: staat vóór Vuchghelen. 219. - Vut oft buyten: volgorde in t. Vuthalen, Vut / ydel, Vut oft buyten, Vut den, Vut der.
220. - Waer nemen: men zou kunnen lezen Waer nemen. 221. - Wandlu[u]s: t. Wandluụs.
222. - Wauterman ... Espoua[n]tail: t. Espouautail.
223. - Weer van schapen: komt tweemaal voor; de vraag is of het eerste Weer niet moet gelezen worden Weęr en dan ook het tweede. In alle geval staan het tweede weer en weerhane niet op hun plaats.
224. - Welverstaende ... [à]: t.a.
227. - Woud: staat na het tweede Woukeren. 229. - Wtlutsen: staat vóór wtloopende vat; Wtwisschen vóór wtvoeren, 230. - Zangh: staat vóór Zand.
231. - Zessentachten[.]tichmael: t. Zessentachtententich...
232. - Zeuenenneghentichmael: t. Zeuenenennegh... 233. - Zijnghelinge of[t]: t. of.
234. - Zurghe: staat na Zuster; Zundoosten ... na Zuudwesten.
|
|