Groot schilderboek(1712)–Gérard de Lairesse– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina XIV] [p. XIV] Op het eerste boek, Handelende van de maniere des penceels. OSchilderleerling, die genegen, Het voorbeelt van Natuur te volgen op haar wegen, Aandachtig 's Meesters lessen hoort, Door liefde tot de kunst bekoort, Gebruik met vlyt penceel en pennen, Om yder uit het oog te rennen, En tracht, gerezen uit de laegte en 't aardsche stof, Naar waare glory eer en lof. Maer myd voorzichtigh alle paden, Die uwen yver in het leeren kunnen schaden. Dan gloeit natuurlyk wat gy maalt, Dus wordt het leven achterhaalt, Het beste voorbeelt tot het maalen. Dan nadert gy tot aan de straalen Der zonne, en beelt ons af een' net gedreven dagh, Die by het daglicht halen magh. Dan vloeit uw schaduw voortgetoogen Naar's lichaams nette maat, en lokt verstandige oogen. Dan blinkt de schoonheit overal: Het zyge een' snellen waterval, Of bosch, of beemden uit zult beelden, Of eenen lusthof vol van weelden: Het zyge uw beelden kleedt bekoorlyk voor 't gezicht, Daer zelf het leven schier voor zwicht. Dus toont de doodverf zelf uw krachten, En wat gy verder groot van moede zult betrachten. Verlies de hoop dan nimmermeer, En oog op geld min, dan op eer, Die u geen rover kan ontdragen. Dus word gy op den gulden wagen Der vlugge Faam gevoert tot roem van uw geslacht. Dus blinkt gy als een star by nacht. D. van Hoogstraten. Vorige Volgende