Gedichten(1883)–J.A. de Laet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 115] [p. 115] [Nog blozen mijn wangen en gloeien mijne oogen] Nog blozen mijn wangen en gloeien mijne oogen, En zweeft om mijn lippen de vrolijke lach. Toch zijn me een voor een alle droomen ontvlogen En weg is de hoop op een beteren dag. Nog steek ik het hoofd ongedeerd in den hoogen En scherts ik en juich ik bij vriendengelag. En toch zag ik ieder verwachting bedrogen, Met ieder geloof dat in 't binnenst mij lag. Geen roem of geen rijkdom gold ooit mij een hemel; Maar veel heb ik, lijder! op vriendschap betrouwd, 't Paleis mijner toekomst op liefde gebouwd, - En 'k wandel alleenig door 't aardsche gewei... Ach! baat er geen balsem 't verouderd' gezicht, 't Gerimpelde hartje blanket men zoo licht! Vorige Volgende