Gedichten(1883)–J.A. de Laet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 111] [p. 111] [Als 't kind zijne oogen opent voor het licht] Als 't kind zijne oogen opent voor het licht, Is alles frisch en schoon en wonderbaar, Een hemel voor het ongeleerd gezicht; Want moeders borst is vol, heur oog is klaar. Als 't kind zijn eerste pijn voelt, waant het licht Er is geen heil dat 't lijden evenaar', Het wanhoopt vast van 't leven, 't lieve wicht! En schreit en tiert met deerelik misbaar. Maar legt het kind zijn kinderschoenen af, Dan is 't zijn heil vergeten en zijn smart; Als minnend jongeling klopt hem dan het hart. De jongeling vindt een hemel of een graf - Voor eeuwig - in eens wuften meisjes gril... En leert als man, wat ‘eeuwig’ zeggen wil. Vorige Volgende