Vier uurkes later zat het nieuwe lager in de combine. Dat was het werk van Peer geweest, die in nog geen uur de weg naar Richmond Hill had gereden en subiet het goeie lager te pakken kreeg. Tot grote verbazing van de monteur, die op het einde vroeg:
‘Wat ben je eigenlijk, een monteur of een boerenknecht?’
‘Een stoere Vlaming!’ zei Peer, ‘en zet nu rap deze dop er weer op en ga rijden. Het is nu geen tijd om veel te klappen!’ De Canadees bromde iets tussen de tanden en zette de motor weer aan.
Peer keek zijn baas aan en zei toen:
‘Die moet je in de gaten houden, die had je in geen twee dagen terug gezien. Hij had trek in een gezellige avond, mijn kop er af, die had vast een lief in Toronto zitten, de gannef. Maar het zat hem niet glad. Wat, staat dat ding nu wéér stil?’ Peer liep op de combine toe en ja, daar stond de monteur aan iets te draaien en te schroeven.
‘Wat is er nu weer?’ vroeg Peer.
‘Vette bougie!’ gromde de monteur.
Toen werd het Peer een beetje heet en kolderig in de kop. Hij wachtte het moment af, dat de bougie weer vonkte en toen:
‘Luister, Mac of John of Feller, hoe je ook heten mag, ik zal je wat zeggen: als dat mormel van je nog één minuut vandaag blijft stilstaan, dan haal ik je van de bok af en ga ik er zelf op zitten en dan zul je eens zien, hoe er gemaaid moet worden, begrepen? Ga je gang... en weet wat er op staat!’
't Ding was nooit meer mankementig...
En op de avond van de tweede dag, lag heel het grote veld gemaaid terneer.
Drie combines reden het erf af, naar de volgende farm.
Op een ervan zat een monteur, die Peer geen simpel woordeke van goeie avond zei.