Christelijcke en vermakelijcke gesangen(1647)–Franciscus de Laat– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina **3r] [p. **3r] Op de Geestelijcke en Wereltlijcke Rymen van den selven. WAt wit-gepluymde swaen met uyt-gestreckte vleugelen Slaet hier sijn sachte maet? een David in 't beteugelen Van ongerechtigheydt, een Orpheus in het lier- En- min- en- sin gedicht: het Venuzieuze dier, (Dat soo veel eeuwen langh den Goôn met sangh verplichten) Schijnt weder af-gedaelt. O roem van al die dichten! V dicht streck u een ziel! soo leeft ghy eeuwighlijck; En klavert met Virgiel tot in het Hemelrijck. S. v. Middel-geest. Quo fata trabunt. Vorige Volgende