Christelijcke en vermakelijcke gesangen(1647)–Franciscus de Laat– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina *5v] [p. *5v] Op de Amoureuse Rymen. SChoon inct, en pen, en hand bevrosen was; En beyde moesten lyden Het onghelijck der tyden, Daer selfs de zee verandert was in glas: Noch had u dicht mijn oore nauw geraeckt, Of t'samen hand en pennen Begonnen weêr te rennen, Al had u vyer haer banden los ghemaeckt. Dat vyer, dat Phyllis uyt haer ooghen schoot VVas machtigh hand en sinnen, En 's winters koud' te winnen; En maeckte dat de vocht weêr uyt de pennen vloot: [pagina *6r] [p. *6r] Doe dacht ick voerde sy alsoo haers schryvers hand, En soo haer blixem-slaghen, Hem gaven sulcken vlaghen. Is 't wonder dat sijn dicht van staed'ghe liefde brand? A.v.G. J.v.D. Vorige Volgende