moeten we doen! Wat moeten we doen!’ En ze waren vreeslijk bang.
‘Gauw, gauw,’ riep Pinkeltje, ‘ik kan me bijna niet meer vasthouden.’
Met heel grote stappen kwam Zilverdraadje aanstappen.
‘Vlug,’ zei hij tot de vijf muisjes, ‘gaan jullie in een grote kring onder de lamp zitten,’ en toen... toen begon dat slimme Zilverdraadje een heel groot stevig spinneweb te maken, van het snuitje van het ene muisje, naar de snuitjes van de andere muisjes.
Wat deed die Zilverdraadje dat vlug, het werd al gauw een heel groot net.
‘Ik kan me niet meer vasthouden!’ riep Pinkeltje.
‘Nog even!’ riep Zilverdraadje, en nog vlugger werkte hij aan het net tussen de muisjes, die allemaal stil bleven zitten.
‘Ik kàn me niet meer vasthouden!’ riep Pinkeltje, en... o, o, daar viel hij van de lamp naar beneden.
Pinkeltje viel en viel en viel en toen... ‘boems!’ - daar lag hij in het spinneweb, dat de muisjes vasthielden en het was zo mooi gemaakt, dat Pinkeltje erg zacht viel en zich helemaal geen pijn deed.
‘Koekoek, Koekoek,’ zei opeens de koekoeksklok.
‘Daar is het al weer tijd,’ riep Zilverdraadje verschrikt, ‘zo dadelijk komt de moeder beneden en als ze me ziet, jaagt ze me vast het huis uit.’
‘Dag Pinkeltje, dag muisjes, ik ga gauw terug naar