‘Snirp-Snirp-Snirp-Snirp,’ wat een akelig geluid was dat nu weer. Pinkeltje begon er bijna van te rillen.
‘Snirp-Snirp-Snirp.’
Heel voorzichtig keek Pinkeltje om de hoek van het holletje en... neen, maar wat schrok Pinkeltje daar... daar zag hij één van de mannen zo maar overal het behang van de muur trekken.
‘O, o,’ dacht Pinkeltje, ‘wat zal de moeder nu vreeslijk boos worden,’ want ze zei altijd:
‘Kinderen, jullie mogen niet knoeien op het behang en ook geen vlekken maken, dat staat erg vies en lelijk.’ En daar trok die stoute man nu al het behang er zo maar af!
‘Ik wou,’ dacht Pinkeltje, ‘dat Snorrebaard, de poes, dien lelijken man maar eens een flinke krab gaf.’ Maar Snorrebaard was nergens te zien.
Daar ging eensklaps de deur open en de moeder stapte naar binnen.
‘Nu zal ze wel boos en verdrietig worden,’ dacht Pinkeltje en hij keek erg bang naar de moeder.
Maar daar begreep Pinkeltje nu niets van. De moeder werd helemaal niet verdrietig of boos en ze zei tegen dien stouten man:
‘Dat gaat héél goed, wilt u een kopje koffie?’
Nu was Pinkeltje wel zo verbaasd, dat hij zijn pijpje uit z'n mond liet vallen, omdat zijn mondje open ging. Pinkeltje bleef maar niet grote ogen kijken.
‘Rrrrt! rrrrt!’ daar kwam Knabbeltje en ‘rrrt, rrrrt!’