de olifant op te rapen, en Pinkeltje wilde roepen:
‘Pas op! Pas op! jongetje, je stapt boven op de olifant,’ maar dat durfde hij niet, omdat het jongetje dan zou weten, waar hun holletje was. En hij zag, hoe de voet van het jongetje juist op de snuit van de olifant trapte en ‘krak - krak - krak’ - daar brak de snuit eraf. Pinkeltje hield zijn handje voor zijn mondje van schrik. Het jongetje pakte voorzichtig het olifantje op en toen hij zag, dat het kapot was, begon hij ineens heel erg te huilen. En Pinkeltje vond het ook zo naar voor het jongetje, dat er in zijn ogen ook kleine traantjes kwamen.
Toen kwam de moeder binnen en toen ze hoorde, dat de olifant stuk was, keek ze ook heel verdrietig en samen pakten ze toen alle beestjes weer in de doos.
Toen het al heel, heel laat was en alle mensen in het huis sliepen, zei Pinkeltje tegen de muisjes:
‘Weet je wat we doen? We gaan de snuit weer aan het olifantje lijmen, wat zal het jongetje dan blij zijn, morgen.’
En gauw kwamen ze uit het holletje en klommen op de tafel. En alle vijf de muisjes met Pinkeltje, trokken aan het deksel van de doos, tot die helemaal open was. Toen vroeg Knabbeltje, één van de muisjes:
‘Pinkeltje, hoe moeten we dat nu doen?’
‘In de kast,’ zei Pinkeltje, ‘daar staat de lijmpot, die moeten jullie eens gauw gaan halen,’ en ‘wip, wip, wip,’ weg holden de muisjes naar de kast. Pinkeltje