Zendelingen,
‘gewoonlyk niet zeer ontwikkelde geestdryvers’, die het slachtoffer zijn van de speculatiezucht van diegene, die ‘voor 'n geringe bydrage aan de Zendingzaak, aanspraak maakt op den Hemel’, aldus luidt m.'s definitie in Idee 704 (vw iv, p. 534). In het volgende Idee stelt hij de zendelingen drie vragen, waar hij echter geen antwoord op verwacht te krijgen: ten eerste waarom de meeste zendelingen naar streken met een ‘zachtmoedige’ bevolking gaan, ten tweede waarom men zelden onder zendelingen personen uit de ‘zogenaamd deftigen stand’ aantreft, of ‘iemand die 'n een akademischen graad heeft’ en ten derde ‘Waarom bekeert men my niet?’ (Idee 705, vw iv, p. 436).
*L.J. van Rhijn