Willem V,
1748-1806, zoon van stadhouder Willem iv, van wie hij op driejarige leeftijd alle waardigheden erfde. Hij werd, nadat hij in 1766 de regering aanvaard had, door de patriotten fel bestreden. In 1787 werd hij door de Pruisen in zijn macht hersteld. Hij ondernam geen pogingen tot hervorming van het staatsbestuur, waardoor zelfs de prinsgezinden steeds lauwer werden in hun liefde voor het Oranjehuis. Toen de Fransen Staats-Brabant bezetten, verliet hij in 1795 dan ook in alle stilte 's-Gravenhage, om via Scheveningen naar Engeland uit te wijken. In 1801 vestigde hij zich te op het slot Oraniënstein bij Dietz in Nassau, waar hij van een Engels jaargeld leefde. In 1806 stierf hij te Brunswijk.
m. verhaalt in Pruisen en Nederland de ‘Scheveninger legende’, waarin Willem v droevig terugblikt naar het verlaten land:
‘-Heeft Uwe Hoogheid iets vergeten? zou volgens 't verhaal de uilige vraag geweest zyn van een der hovelingen...
-Ja. Ik heb vergeten u een een paar dozyn van uw soort te doen ophangen. Als ik daaraan in-tyds had gedacht, zou ik niet hier zyn.’
m. vervolgt:
‘Ik geloof er niets van. (...)...de scherpte van het antwoord strookt noch met het karakter van den verjaagden Vorst, noch met den toestand waarin hy zich bevond. Maar des te groter betekenis heeft de vertelling. Zy leeft, en maakte succes, in de herinnering des volks dat haar dichtte. (...) Waarschynlyk heeft Willem v nooit zo iets gezegd (och, als hy daartoe in staat ware geweest, zou hy misschien niet verjaagd zyn geworden) maar het bestaan van 't sprookje verkondigt de mening des volks, dat hy 't had moeten zeggen. De bende die Willem v in 't verderf stortte (by wyze van spreken, want hy leefde zeer goed in Engeland) was van geheel andere soort dan de zwerm die ons bederft.’ (vw iv, p. 60-61)