Willem III,
1650-1702, de koning-stadhouder en zoon van Willem ii en Maria Stuart, werd zelf stadhouder in 1672. Hij trachtte het land zo snel mogelijk in staat van verdediging te brengen. Hij verdreef de Fransen en nadat in 1688 zijn schoonvader, de katholieke Jacobus ii, de wijk had genomen naar Frankrijk, werden hij en zijn echtgenote, Maria Stuart, in 1689 als koning en koningin van Groot-Britannië erkend. Als zodanig was hij in de Europese politiek de grote tegenspeler van Lodewijk xiv.
Willem iii had zelf geen kinderen, zodat zijn neef Johan Willem Friso en koning Frederik i van Pruisen zijn erfgenamen waren. De latere Willem iv (Willem Karel Hendrik Friso), zoon van Johan Willem Friso, werd pas in 1711 geboren, maar de erfeniskwestie was toen nog niet geregeld.
In een noot bij Idee 760 vergelijkt m. Willem iii met de Hertog van Alva. De vergelijking valt gunstig uit voor de hertog, die een oprecht en overtuigd aanhanger van zijn meningen genoemd wordt. Bovendien verliet hij Nederland niet rijker dan hij gekomen was. De ‘kapiteins-generaal uit het huis van Oranje’ daarentegen werden schatrijk: ‘Men zie slechts wat er na den dood van den ellendigen Willem iii, tussen den koning van Pruisen en den jongen Willem iv te delen viel!’ (vw iv, p. 697-698).