Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermdScheltema, Jacobus-,Franeker 1767 - Utrecht 1835, Nederlands geschied- en oudheidkundige en advocaat. In 1787 vluchtte hij voor de Pruisen, in 1797 werd hij lid van de Nationale Vergadering. Een jaar later werd hij 23 weken gevangen gezet op het Huis ten Bosch. In 1799 werd hij raadsheer te Kampen, in 1802 lid van de Zeeraad. Koning Lodewijk Napoleon benoemde hem in 1806 tot commies-generaal der konvooien en licenten. In 1811 werd hij vrederechter te Zaandam, in 1814 griffier van het hooggerechtshof van Financiën en in 1820 van het Hoog Militair Gerechtshof. Scheltema heeft veel gepubliceerd en heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de kennis van de Nederlandse zeventiende-eeuwse literatuur. Hij publiceerde hierover Geschied- en letterkundig Mengelwerk (1825-1836). Zijn Laatste veldtogt van Napoleon Buonaparte (1816) wordt door m. vanwege de ophemelarij van de Prins van Oranje bekritiseerd in *De Zegen Gods door Waterloo en in de Ideeën 753-755 (vw iv, p. 473-481). m. geeft hierin een satire van ‘scheltemase snorkeryen’ (Idee 754, vw iv, p. 478) en enkele ‘voorbeelden van | |
[pagina 414]
| |
leugengeschryf’ in de krijgskundige verslagen (Idee 760, vw iv, p. 484): ‘Die Mr Jacobus Scheltema was een auctor laureatus. Men vond z'n boek “heel mooi”. Willem i noemde het “bondig geschreven, en het kenmerk der waarheid dragende”. Het is een der deftigste werken die in ons land over de gebeurtenissen van 1815 verschenen. Scheltema behoorde tot de keur der natie, tot dat gedeelte namelyk, waaruit men ridders van den Leeuw en leden van 't Koninklyk Instituut koos. Z'n werk is weliswaar vol zotterny en gemeenheid, maar... 't is niet zotter of gemener dan de hele litteratuur van dien tyd, waarmee toch ons Nederland opgetogen was. Natuurlyk, men kon niet lezen! (...) In welk hoekje van z'n vaderlandlievende ziel verstopte vóór 1815 de schryver - en z'n legio geestverwanten! - al de bitterheid tegen Napoleon en de Fransen, die zich ná Waterloo zo uitbundig openbaarde in scheldwoorden?’ (Idee 755, vw iv, p. 480-481) |
|