Horeb, de-,
de bergtop van de Sinaï, waar Mozes van God de Tien Geboden ontving (Exodus xxxiv). m. bezocht deze streek op zijn terugreis uit Java in 1857. In het hoofdstuk ‘Bergpoëzie’ van zijn Millioenen-studiën schrijft hij hierover dat de Horeb hem ‘verdrietig’ maakte: ‘Die kale, ruwe, naakte, domme bergtop - hy had nooit iets gevoeld! - vertoonde niets dat aan Almacht deed denken. Bombarie van donder en bliksem... nu ja, kinderen zyn bang voor rumoer.’ (vw v, p. 27).