Havelaarzaak, de-,
nl. het recht doen aan de in de Max Havelaar gedane beschuldiging ‘dat de Javaan mishandeld wordt’. In de Minnebrieven en Over vryen arbeid wijst m. op de miskenning van de strekking van zijn boek (zie bijv. vw ii, p. 19 en 206-107). De zaak komt verder herhaaldelijk aan de orde in de Ideeën. Bijv. in een noot bij Idee 70, waarin m. schrijft dat hij nog lange tijd ‘de al te naieve hoop’ gekoesterd had ‘dat er dan toch eens eindelyk recht zou geschieden in de Havelaarzaak’ (vw ii, p. 674). In Idee 227, waarin Thorbeckes ministerschap in 1862 aan de orde komt, schrijft hij dat diens eerste taak ‘De Havelaar-zaak uitmaken’ is (vw ii, p. 435). Dat de liberalen de Havelaarzaak weer aan de kant schuiven (‘dat is: de mishandeling van de indische bevolking’) lezen we in Idee 322 (vw ii, p. 511).
*bewijsstukken van de Havelaarzaak *jhr. H.C. van der Wijck