Gedachte, een-,
In Idee 87 schrijft m.: ‘Een gedachte is 'n polyp. Sny ze in twee, dan hebt ge twee polypen. Sny die weder in twee... en ga voort met snyden.’ (vw ii, p. 328). Hij vervolgt in Idee 88:
‘En toch is 't niet waar, dat gedachten de wereld regeren. Zelfs niet ideeën. (...) Juist door de oneindigheid der gedachten verliezen zy aan invloed, wat ze [aan]groeien in getal.’ (vw ii, p. 329)
In dit Idee maakt hij onderscheid tussen een gedachte en een denkbeeld, waarover hij eerder de Ideeën 11, 12 en 13 schreef: ‘Om een gedachte uit te drukken, moet die geworden zyn tot beeld, dat is: tot denkbeeld. Zo'n beeld moet men leren tekenen.’ (Idee 11, vw ii, p. 312). ‘Gedachten heeft ieder. By weinigen worden ze tot denkbeelden.’ (Idee 12, vw ii, p. 313).
‘Het is zeer moeilyk zich juist uit te drukken. Wie klaagt over gebrek aan diepte in deze gedachte, is niet gewoon zich toe te leggen op juistheid van uitdrukking. Dit is myn denkbeeld.’ (Idee 13, vw ii, p. 313)
Op het verwoorden van gedachten komt m. terug in Idee 268a (later opgenomen in een noot bij Idee 268), waarin hij schrijft:
‘Gedachte en uitdrukking oefenen wisselwerking op elkander uit. Wie logisch denkt, zal - by benadering altyd - de juiste uitdrukking vinden voor zyn gedachten, althans hy zal niet berusten in het tegendeel.’ (vw ii, p. 697)
*indrukken *denken