Gezelschapsliederen of uitgezochte verzameling van 145 Nederlandsche Zangen en 14 Volksliederen
(ca. 1900)–Jb. Kwast– Auteursrecht onbekend
[pagina 52]
| |
[pagina 53]
| |
Heil, liefde lonk-te uit u-we oo-gen
En de-ze blik was vein - ze - rig,
En de-ze blik was vein - ze - rig.
Toen ik voor 't eerst aan uwe voeten
De taal der liefde u hooren deed,
Verstiet uw hand mij niet, Elize,
Uw mond goot balsem op mijn leed.
Ik drukte een kus op uwe lippen,
Gij wenddet 't hoofd, het rustte op mij,
Een kusje brandde op mijne lippen,
En deze kus was veinzerij. (bis.)
Herinner u dien schoonen avond,
Elize! toen 'k met u alleen
In 't somber mirtenboschje dwaalde
De liefde zweefde er om ons heen.
'Ik min u' hoor ik nog u spreken
'O leef, gelukkige, voor mij!'
Gij noemdet mij uw vriend, uw minnaar,
En deze taal was veinzerij. (bis.)
Een ander biedt gij uwe lippen,
Een ander noemt gij thans uw vrind;
Een ander maakt u dus gelukkig,
Heeft hij u meer dan ik bemind?
Eens zwoert gij van voor mij te leven
En ook deez, eed was veinzerij;
Elize, 'k zwoer voor u te sterven;
Vaarwel! straks is uw minnaar vrij! (bis.)
|
|