Gezelschapsliederen of uitgezochte verzameling van 145 Nederlandsche Zangen en 14 Volksliederen
(ca. 1900)–Jb. Kwast– Auteursrecht onbekend
[pagina 50]
| |
[pagina 51]
| |
Dit kreeg Alcest van Rozemond,
Tot zijn verwijt niet ongegrond;
En zonder meer te uiten, (bis.)
Klimt zij verwoed fluks naar den top
Van 't huis, stoot daar een venster op,
En springt... maar niet naar buiten. (bis.)
't Was juist naar binnen en op 't lest,
Denkt ze aan de schoonheid van Alcest,
Die haar schijnt langs hoe fraaier (bis.)
Zij vliegt de trap af, gansch ontvreên;
Nu struîkelt zij, zij breekt een been
Aan stukken... van haar waaier. (bis.)
Zij, die zich niet beschadigd zag
Vaart voort, nu wil ik dezen dag
Verkorten al mijn lijden. (bis.)
't Is al te lang, ik wil veeleer
Met mijne puntschaar dezen keer
Mijn halsdoek door gaan snijden. (bis.)
Haar woede nu was deze maal
Zoo hevig als haar wanhoopskwaal,
Die zij niet kon verkroppen, (bis.)
Daarop slorpt zij een roemer wijn
Met rotte.... zacht! hoe heet 't venijn?
Ja Rotterdamsche moppen. (bis.)
Dit aklig middel was het niet,
Dat haar onthief van 't bang verdriet
Nu zoekt ze in alle hoeken (bis.)
Vindt een pistool met kruit en lood,
Waarna zij straks haar borst ontbloot.
En.... gaat naar vlooien zoeken. (bis.)
Dat is nog maar kopie der zaak,
Roept zij, had ik u hier, mijn wraak
Wierdt gij gewis ten offer. (bis.)
'k Zou u doen zien wat ik vermag.
Dra haalt ze een knipmes voor den dag,
En steekt het in haar koffer. (bis.)
Zoo plaagt en drukt haar al de smert.
Waardoor zij overweldigd werd,
Zij wil Alcest steeds missen, (bis.)
En roept: ik ben mijn leven moe.
Fluks loopt zij naar den vijver toe
En gaat zich zelf verfrisschen. (bis.)
Toevallig werd Alcest er daar
Zijn schoone Rozemond gewaar,
Die hij een kus wou schenken. (bis.)
'Ei,' sprak ze 'Alcester, zijt gij daar,
'Ik heb mijn weermin nog niet klaar,
'Ik moet mij eerst bedenken.' (bis.)
|
|