Gezelschapsliederen of uitgezochte verzameling van 145 Nederlandsche Zangen en 14 Volksliederen(ca. 1900)–Jb. Kwast– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] Geen liefde is de eerste min gelijk. Geen lief-de is de eerste min ge - lijk, Hoe men zich zelf mis-leidt, Geen is zoo zuiver, geen zoo rijk Aan on - baatzuch-tig -heid. Ach, schoon men mij van lief-de spreek' 'k Ge-voel het diep in't hart, Het beeld van hem, die van- mij week, Diens liefde baart mij smart. Geen liefde is de eerste min gelijk, Geen dieper hartewond, Dan als, ná 't eerste liefdeblijk, Men ontrouw ondervond. - Al toon ik soms een blij gezicht, En opgeruimden zin, In 't binnenst van mijn boezem ligt Altijd nog de eerste min. Geen liefde is de eerste min gelijk, Hoe men ook de andre roem: Is 't lieflijkst waar deze aard meê prijk: Niet de eerste lentebloem? Klinkt de eerste toon niet dubbel schoon Van 't nachtegalenlied; Is de eerste min, hoe snel gevloôn, De teêrste en eêlste niet? Vorige Volgende