Gezelschapsliederen of uitgezochte verzameling van 145 Nederlandsche Zangen en 14 Volksliederen
(ca. 1900)–Jb. Kwast– Auteursrecht onbekend
[pagina 30]
| |
[pagina 31]
| |
In lief-de zag op 't weesje neer
Wan-neer niet al - ler schepslen Heer,
In lief-de zag op 't weesje neer.
Ach! roeren u de tranen niet,
Als ge, aan den disch gezeten,
Mij, arm, verlaten weesje ziet,
Dat niets bezit om te eten?
Verlicht mijn hard, mijn bitter lot,} bis.
En zeker, zeker loont u God.} bis.
'k Verloor mijn goeden vader vroeg;
Helaas! wat moest ik lijden!
Hij ging voor 't lieve vaderland,
Voor onze vrijheid strijden.
Helaas! mijn vader is niet meer!} bis.
Ik zie hem nooit op aarde weer!} bis.
Mijn moeder bleef mijn een'ge steun;
Wien had ik hier ook nader?
Zij wees mij steeds den hemel aan,
En sprak: Daar woont uw vader.
Zij minde mij zoo teer, zoo teêr,} bis.
En toch zonk ze in het graf ter neer.} bis.
Nu paar ik daaglijks aan de lier
Mijn kinderlijke tonen,
Totdat ik naar den hemel ga,
Waar beî mijn ouders wonen;
Dan zeg ik: Ouders! weent niet meer!} bis.
Gij hebt uw kind - uw ANNA, weer!} bis.
|
|