Gezelschapsliederen of uitgezochte verzameling van 145 Nederlandsche Zangen en 14 Volksliederen
(ca. 1900)–Jb. Kwast– Auteursrecht onbekend
[pagina 26]
| |
[pagina 27]
| |
Dan schelt Judocus met de krant,
En brengt het nieuws van 't vaderland;
Dan komt de pruikenjongen; (bis)
Dan een diaken met de bos;
Zijn jongen springt gelijk een mosch -
Dan roept de vrouw niet tongen! (bis)
Dan belt er weer een andre vent,
Die zegt: 'Ik maak mijnheer bekend,
'En aan de vrienden allen: (bis.)
'Dat buurvrouw Griet, van Jan Patroon,
'Verlost is van een boerenboon.
'Zij is van nacht bevallen. (bis.)
'Dat jok je kerel! (zegt Katrijn),
''t Zal zekerlijk een zoontje zijn!
'Wie krijgt er boerenboonen?' (bis.)
'Zacht! (zegt Achillos) houd u stil!
'Ik keek door mijn verkeerden bril;
'Dus ben ik te verschoonen!' (bis.)
Dan komt er een met Hypocras,
Sinjeur drinkt haastig nu een glas
Op 't huwlijk van nicht Truitje, (bis.)
En zegt: 'Als dit bruidstranen zijn,
'Dan is mijn nicht van marsepijn,
'En dus een aardig bruidje! (bis.)
Daarna komt Frijn, de keukenmeid,
En vraagt: wat jufvrouw heeft gezeid,
Van dezen middag 't eten; (bis.)
Doch, heeft zij pas het woord verstaan,
Dan is zij 't, eer zij heen wil gaan,
Warempel weer vergeten, (bis.)
Dan komt er weer een zak of schaal,
En vraagt men wat gemunt metaal.
Vervolgens komt de slager. (bis)
Sinjeur bestelt een schapebout,
Niet al te jong, niet al te oud,
Niet al te vet of mager! (bis.)
Dan komt de langverwachte wasch,
Uit 's Graveland van Van dér Plas;
De sleper krijgt een fooitje. (bis.)
De wasch is Jufvrouw wellekom.
Sinjeur zag liever baars met hom,
Dan zulk een waterzootje. (bis.)
Het heele huis is op de been!
Sinjeur vlucht naar zijn kamer heen.
De stijfster is gekomen! (bis)
De wasch wordt, naar den ouden trant,
Met baliemand op baliemand,
Door 't volk in huis genomen! (bis.)
Maar oudertusschen kijkt Sinjeur
Eens om een hoekje van de deur;
Had hij maar wat te knappen; (bis.)
Ach! door zijn onvoorzichtigheid
Valt fluks de baliemand, o spijt!
Rom, bom! van al de trappen! (bis.)
'Wel, vrouwlief! (zegt Sinjeur) wat 's dat?'
Het antwoord luidt nu: 'wel, Jan Gat!'
'Wat, denk je, zou dat wezen? (bis)
'De wasch betreft uw vrouw alleen,
'En die zal aanstonds, naar ik meen,
'De wet u komen lezen.' (bis.)
Sinjeur vraagt spoedig om pardon,
Daar het niet anders wezen kon;
't was: Crimen Majestatis! (bis.)
Maar toen de slimme keukenmeid,
De zaak in quaestie had bepleit,
Verkreeg hij pardonatis. (bis.)
Want juist te voren had Katrijn,
In 't boek van Meester Florentijn,
Zeer goed en klaar gelezen: (bis.)
Dat schennis van de natte wasch
Geen Crimen Majestatis was; -
De zaak was dus bewezen! (bis.)
|
|