| |
| |
| |
| |
| |
| |
‘Ik dacht dat jij een swinger was, Hans Plomp’
[naar bibliografie]
In januari 1967 voltooide Hans Plomp (geb. 1944) het manuscript van zijn eerste boek, de roman De Ondertrouw. Het verscheen een jaar later, kreeg uitstekende recensies, en was al snel aan een herdruk toe. In 1969 volgde een verhalenbundel: De Chinese Kruiwagen.
Met Het Amsterdamse Dodenboekje (verhalen, 1970) trad een duidelijke ommezwaai aan het licht, zowel wat thematiek als wat stijl betreft. De eerste boeken waren in een gedegen, oerhollandse stijlvorm neergeschreven en niet geheel vrij van sadistische trekjes. In Het Amsterdams Dodenboekje, Huize De Slapeloze Nachten (verhalen, 1971), en de eenakter Moker in Mokum (1971) beschrijft Hans Plomp een gemeenschap van vrolijk truckende en trippende hippies, die niet schromen om tijdens trips in elkanders lijf te duiken, en elkaar overtreffen in de krankzinnigste dialogen. Hoewel zijn stijl door velen met die van Nescio vergeleken werd, blijkt deze wel degelijk van zo'n eigen makelij dat het een wonder mag heten dat er nog geen Plomp-imitators opgestaan zijn. De kritieken blijven vriendelijk, maar nemen af in aantal.
1972: Brigadier Snuf rookt Stuff, een vrij zwakke verzameling verhalen, samengeschraapt om een verplichting aan Manteau te voldoen.
Met de poëziebundel Gekkenwerk begint een derde periode. Hans Plomp gaat over naar uitgeverij De Harmonie. Het is opvallend dat zijn verhuizingen van de ene uitgever naar de andere samenvallen met veranderingen in thema's. In Gekkenwerk
| |
| |
(1972), Satan Ontmaskerd (roman, 1973) en In De Buik Van Moeder Natuur (verhalen, 1976) is de vriendenkring verdwenen, evenals de expliciete vermelding van de diverse genotsmiddelen. De vreemde gedaantewisselingen, dromen, verbeeldingsverkoop, en andere ervaringen die slechts in combinatie met andere werkelijkheden plaats kunnen vinden zijn gebleven, maar worden niet meer verklaard door druggebruik. Ze zijn zelfstandig geworden. De droom wordt niet meer opgewekt, hij bestaat al.
De vaderlandse kritiek kan er dan ook geen touw meer aan vastknopen. Vooral de laatste bundel kreeg het zwaar te verduren. Tom van Deel verwijt Plomp zelfs aan de ‘regressie’ mee te werken. Plomp: ‘Die kritieken zijn ook zó persoonlijk, zo van: teveel pepermuntthee gedronken zeker ... ik snap het niet zo goed. Die dingen blijken gewoon niet te mógen... er bestaat dus toch een soort censuur. Maar ik schrijf wat ik schrijven wil ... dat is de vrije geest die waait.’ In het jaar 1975 verscheen een in samenwerking met Jean-Paul Vroom vervaardigde fotoroman Op Zoek, en bij de Groningse uitgeverij Akasha verscheen het voor in het werk van Hans Plomp geïnteresseerden belangrijke boekje Lofzang Op De Moraal (1976), waarin naast een aantal gedichten en verhalen een oud artikel over Nescio's Insula Dei staat, en een onmisbare lezing: Speurtocht door het verleden, over eigen werk en ontwikkeling.
Elf boeken, geen geringe productie voor iemand die naar eigen zeggen slechts twee à drie uur per week schrijft.
Plomp: Ik schrijf twee, drie uur per week, een enkele keer een hele dag, en de rest van de tijd doe ik eigenlijk niks. Dat is een verdomd probleem vind ik, echt waar. Niet dat ik me nou echt verveel, maar toch... Je krijgt dan het gevoel van: godverdomme, ik weet zoveel, nou ja, ik heb zoveel geleerd, zoveel verzameld, dat ik het ontzettend graag in praktijk zou
| |
| |
willen brengen op de een of andere manier. Maar hoe? Ik weet nog niet eens precies wát ik wil. Door mijn laatste vriendin ben ik helemaal teruggekomen van m'n religieus-achtige trip. Na een paar maanden met haar dacht ik: ja, die chick heeft precies mijn grote probleem bij de kladden, ik ben een dromer en kan m'n ideeën niet in de praktijk brengen. Ik lijd aan een enorme apathie.
Dit dorp, Ruigoord, dat we uit handen van de regenten hebben gered, is al iets natuurlijk. Maar dat bestaat, daar heb je verder geen omkijken naar.
Ik zou iets willen doen tegen verschijnselen als de Van Agts, de Bijlmers, vergiftiging en verzieking, maar wat? Dat is hetem. En dat zijn dan nog maar dingen in de buitenwereld. In mezelf heb ik zo ook nog een stel dingen waarvan ik denk: dat zou nog moeten veranderen. Ik ben ontzettend vaak down, omdat de energie geen uitweg vindt, en dat kruipt dan naar binnen toe. Daar zit je dan ... een aanbod is er niet, je moet het helemaal zelf bedenken.
Voor mijn gevoel is het een soort terugkomen van de flowerpower mentaliteit, zo van: okay, we zijn allemaal brave mensen, we hebben altijd het beste gewild. Nu zijn we in een hoek getrapt... we gaan flippen of we gaan het land uit. Het is een manier om je tanden te laten zien. Zo van: Van Agt, veel verder kun je de boel niet terugdraaien, nou moet je toch echt op gaan passen, anders ligt er straks een bom onder je auto. Niet dat ik dat zal doen, het is niet mijn weg, maar ze moeten toch het gevoel krijgen dat ze met een tegenstander te maken hebben, en niet met een milieugroep die ze wat inspraak kunnen geven om ze daarna alsnog opzij te schuiven.
En toch, godverdomme jongen, dit soort dingen brengt zo'n ontzettende paranoia met zich mee. Een paar jaar geleden hadden Gerben (Hellinga) en ik een CIA-complot ontdekt, door toeval, denken en combineren. We stapten ermee naar Vrij Nederland, maar we konden het niet bewijzen, en
| |
| |
daarom wilden ze het niet hebben. Laat iemand het dan uitzoeken, zeiden we, en dat is ook gebeurd. Er zijn stukken over verschenen. Maar als je zo'n stuk schrijft ... als je de bocht om moet zit het stuur van je auto opeens los. Ze gaan zo ver. In Engeland was een jongen, een soort Uri Geller, die binnen een straal van vijf kilometer alle gesprekken kon opvangen. Die woonde vlakbij het hoofdkwartier van de Engelse legerstaf. Of hij mee wou werken. Maar dat wilde hij niet, integendeel. Hij plaatste een oproep aan alle paranormaal-begaafden om een groep te vormen, om CIA-praktijken en dergelijke tegen te gaan. Hij moest verhuizen. Het schijnt dat de geheime diensten, vooral in het Oostblok, hier zijn ze nog niet zover, vaak gebruik maken van zwarte magie. Nou interesseer ik me daar niet voor, ik zoek het voornamelijk in relaties met mensen, op het gebied van begrip en liefde enzo, maar toch ... je combineert: je had dat ontdekt, je kent hun praktijken, zwarte magie ... In die tijd had ik een keer een trip genomen, en ik had het gevoel dat er aan m'n lichaam ... het verhaal van de gedaanteroof in In De Buik Van Moeder Natuur. Een ontzettende angst: stel je voor dat ik 's ochtends wakker word en ik zit in het gekkenhuis, in een ander lichaam. Daar heb ik weken mee rondgelopen, met die angst. Ik dacht: is het een voorgevoel of is het paranoia, want dat weet je op zo'n moment dan ook nog niet. Maar goed, weken mee rondgelopen, en uiteindelijk in m'n kop een soort oplossing ontdekt. De oplossing uit het verhaal. Jezus, het zal je gebeuren, je komt in een gekkenhuis ... hoe kom je eruit? Dat was heel moeilijk, want als je zegt: ik ben Hans Plomp, en je zit in het lichaam van een ander, dan ben je gek. En eindelijk had ik toch iets gevonden, een oplossing. Toen het verhaal opgeschreven, en het was een opluchting jongen! Op het moment dat ik het verhaal geschreven had, was ik die angst kwijt. Op zo'n moment staat het schrijven in verband met de werkelijkheid.
| |
| |
Je bereikt met je schrijven maar een kleine groep mensen.
Dat ligt aan mijn naam: Hans Plomp, dat is een rare naam. Niet dan? Nee, volgens mij komt het omdat hippies niet lezen, en lezers lezen geen hippies. Zo val ik precies tussen de wal en het schip. Met In de buik van moeder natuur dacht ik die twee dingen samen te brengen. Het is vrij conformistisch geschreven, opdat de mensen niet meer op de rare vorm af zouden knappen, en de inhoud is toch mijn eigen ding gebleven. Maar het is blijkbaar toch niet op het goede moment gekomen, want toen ze die vorm én die inhoud konden verstaan zijn ze pas echt geflipt.
Vind je de groep mensen die je bereikt niet té klein, voor wat je uitdragen wilt?
Nee, helemaal niet, het hoeven er niet zoveel te zijn. Als je iets opschrijft, en je doet dat zo goed mogelijk, met een bepaalde intentie, dan creëer je daarmee iets. Een realiteit die bestaat, en waarmee mensen zich kunnen identificeren. Ik hoop toch op een zekere woordmagie. Ik heb zelf gemerkt dat de dingen die ik schrijf, met mezelf gebeuren. Dat had ik op het moment dat ik het opschreef nog niet in de gaten, omdat dat niet zo bewust gaat. Maar later dacht ik dan: verrek, dat is gebeurd daarna. In een soort helderheid blijk je alles een beetje duidelijker te hebben gezien. Daarom heb ik het gevoel dat ik met wat ik opschrijf bezig ben mijn werkelijkheid vorm te geven. Als je maar sterk genoeg schrijft schrijf je dingen die op een zeker moment gewoon waar zouden kunnen worden. Er verschijnt zo ontzettend veel shit over weet ik veel ... economische, politieke stukken die bijdragen tot de mentale realiteit van mensen, en ik hoop dat als je dingen gaat schrijven die iets volkomen anders laten zien, dat die dan ook een bestaan kunnen gaan leiden.
Ik ben nu voor het eerst in mijn leven op een punt gekomen waarop ik van tevoren weet wat ik wil schrijven. Dat is nog
| |
| |
nooit gebeurd. Het is het punt waarop veel schrijvers flippen; waarop ze van onbewust kunstenaar tot bewust iemand met greep op de dingen worden. Op dat moment haken veel mensen af. Gewoon omdat het moeilijk is om de spontaniteit van het schrijven onder controle te krijgen. En toch moet ik het kunnen.
Vroeger schreef je toch beduidend anders, nemen we aan. Achterop ‘De chinese kruiwagen’ vertelde je dat dat boek in oorsprong een roman was. Maar dat is het nooit geworden.
Nee, op de een of andere manier is het nooit bij elkaar gekomen. Het was eerst een lang verhaal, dat ik voor die verhalenbundel in tweeën heb gesplitst: De slag aan de Schelde en De chinese kruiwagen. In die tijd heb ik nog een roman geschreven. Die is na bladzijde honderd-zoveel blijven steken, en bovendien schreef ik toen nog een novelle van zo'n bladzijde of zeventig. Die heb ik laatst teruggevonden, die is in Daele, het blad van Jan-Emile Daele, gepubliceerd. Onlangs heb ik nog een roman geschreven, tussen Satan ontmaskerd en In de buik van moeder natuur in, en die is af, maar ik ben er nog niet zo tevreden over. Ik zit op het einde te wachten, dat is wel vervelend. Een heel klein stukje eruit staat in Lofzang op de moraal: Trip door het geweten.
‘Maar het heeft niet zo mogen zijn,’ schreef je toen achterop ‘De chinese kruiwagen’ over die romanplannen. Je kón geen roman schrijven, dat klonk wat gek na ‘De ondertrouw.’
Ik kon in die tijd helemaal niet bewust schrijven, ik kon geen raam of kader maken. Ik ging zitten en wachtte gewoon af wat er uit zou komen. Wel had ik dan meestal een bepaald ideetje of een leuk einde. Daarover begon ik dan te fantaseren, te dagdromen, en dat schreef ik dan zo'n beetje op. Als het af was schreef ik het helemaal opnieuw, tikte het, met grote veranderingen meestal, en meestal volgde daarop nog een derde versie.
| |
| |
Daarom is er waarschijnlijk maar weinig van die romans terechtgekomen. Met die romans die nu nog op de plank liggen ben ik dan ook heel ongelukkig. Ik beheers het kennelijk echt niet.
In het verhaal ‘De chinese kruiwagen’ vindt de ik-figuur bij Albert thuis het verhaal ‘De slag aan de Schelde’, dat aan ‘De chinese kruiwagen’ vooraf gaat in het boek. Albert blijkt het geschreven te hebben.
Oh ja? Verdomd ja, het is zo. In de oorspronkelijke versie zal het wel door die Albert geschreven zijn. Later heb ik natuurlijk die naam veranderd en ben ik vergeten dat fragment eruit te halen.
Er staan wel meer van die oneffenheden in. Je refereert een keer aan een verhaal dat helemaal niet verteld is bijvoorbeeld.
Ik vond het toen wel leuk om een en ander te mystificeren, maar het kan ook best zijn dat het slordigheid is. Ik denk dat ik in de eerste versie, in de roman, die Albert als een soort hoofdpersoon heb laten fungeren. Als caricatuur van mezelf omdat ik het zelf allemaal wat te gortig vond wat er in dat boek kwam te staan. En dat ik mezelf, Hans, als een soort verdediger van het nobele en god weet wat heb opgevoerd. Een eng verhaal... Het is een vreselijk boek, ik snap het zelf niet. Zo was ik blijkbaar. Als ik ook foto's van mezelf zie, m'n trouwfoto's die op m'n achttiende gemaakt zijn, dan zie ik een zeer sombere jongen. Je ziet het aan m'n kop, maar ik was me dat toen helemaal niet bewust.
Jan Donkers verbaasde zich in een radio-interview met jou, een paar jaar geleden, over het feit dat jij de enige was die schreef in de Provo-tijd.
Ik weet ook niet hoe dat komt, ik ben altijd verbaasd geweest
| |
| |
dat er niet meer mensen schreven.
Het waren bovendien boeken die met de hele beweging van die tijd niets te maken hadden.
Ik leidde een dubbelleven, het zit ook in m'n handlijnen, ik heb een soort dubbele lotslijn. Aan de ene kant ging ik volkomen op in een relatie met een vrouw, en dat had met de buitenwereld net zo weinig te maken als De ondertrouw; maar 's avonds en 's nachts zat ik in café's en rookte stickies. Pas in Het Amsterdams Dodenboekje ben ik begonnen dat andere deel van mijn leven bij mijn schrijven te betrekken. In de tijd waarin ik De ondertrouw schreef, ik was 17, 18, het was in 1962, bestond die wereld ook nog niet zo. In De chinese kruiwagen begint de overgang, en pas in het Dodenboekje kom ik toe aan het heden van dat moment. Dat was zo rond m'n 21ste m'n 22ste. Toen kwam ook de LSD enzo.
Je hebt wel eens gezegd dat de mensen uit de laatste twee verhalen in ‘De chinese kruiwagen’ dezelfde zijn als die in ‘Het Amsterdams Dodenboekje’.
Voor een deel wel, dat is echt waar.
De vrienden die gek werden...
Dat is ook echt gebeurd. We hadden een groepje vrienden dat op een gegeven moment begon te trippen. Nummer één werd gek en verdween, op een gegeven moment wist niemand meer waar hij was, dood of iets anders; nummer twee is geflipt en zit nu aan de valium; nummer drie werd psycholoog; nummer vier woont nu in een vrachtwagen aan de rand van de stad en praat helemaal niet meer met me. Het is echt gebeurd, het is te gek, en al hun vrouwen zijn gestorven of gek geworden... De enige die overbleef, die het overleefd heeft en nog zo'n beetje hetzelfde doet als hij toen deed, dat ben ik.
| |
| |
‘De chinese kruiwagen’ leek oorspronkelijk een soort ‘Titaantjes’ te worden... de vrienden móésten wel naar de verloedering.
Het gebeurde gewoon, het is een soort visie. Tijdens het schrijven van De chinese kruiwagen kende ik nog geen LSD, in dat boek rookt de hoofdpersoon z'n eerste joint. Daarom ging het daar over veel drinken. Het was te voorzien, je ziet nu toch ook een hoop dertigjarigen met buikjes?
Bij Nescio zijn de hoofdpersonen vaak alter-ego's van hemzelf, schreef je eens in een artikel. Is dat bij jou ook zo?
Als je met LSD begint treedt er een hele persoonsverandering op; dan kun je echt het idee hebben dat je iets ziet door de ogen van anderen. Zo'n verhaal in Huize De Slapeloze Nachten over de trip die ik met Bert Hiddema nam, dat is echt gebeurd. Die schrijf je dan op. Ik ben dolblij dat ik er coherent uitgekomen ben. Wist ik veel wat het was, die LSD? Op m'n twintigste, 22ste begon ik ermee, en met mij duizenden in Amsterdam. Ineens. Al die mensen flipten, maakten processen los waar niemand iets vanaf wist. Het gevolg was dat de helft van die mensen gek geworden is.
In datzelfde interview met Jan Donkers zei je dat schrijven voor jou op een gegeven moment hetzelfde was als een eitje bakken. Leg dat eens uit in gewone-mensen-taal.
Ik zat in de schoolkrant, op de middelbare school. En daarna ben ik gewoon doorgegaan, niets bizonders. Het bizondere vond ik dat de anderen ermee ophielden. Blijkbaar willen de meeste mensen niet schrijven, hoewel er een heleboel zijn die er talent voor hebben. Uiteindelijk is het dus toch de wil die bepaalt wat je wordt. Toen ik mijn eerste boek gepubliceerd kreeg vond ik dat natuurlijk fantastisch, maar dat ik als schrijver iets bizonders was, gek, dat idee had ik helemaal niet.
| |
| |
Sinds kort neem ik het pas serieus, omdat ik eigenlijk een beetje behoefte heb - het klinkt wel lullig - aan waardering. Ik ben wat ouder geworden, en heb toch al die tijd in het verdomhoekje gezeten. Het is helemaal niet zo leuk om aan de grens tot op je nakie uitgekleed te worden en in je hol gekeken te worden; het is helemaal niet zo leuk om underdog te zijn terwijl je alles heel goed doorhebt in je mind. Als je in een school binnenkomt om daar een lezing te houden kijkt de concierge eerst heel vies: ‘Zoekt U iets?’ ‘Ja, ik kom hier een lezing houden.’ Dan slaat hij plotseling om: buigen. Een fantastische kick geeft me dat; een sardonisch genoegen. Dan ben je opeens geen schurftige bedelaar die in school rondslentert en uit is op de portemonnees in de jassen.
‘Ik schrijf,’ zei je indertijd in de Viva, ‘net als indertijd in de schoolkrant; ik schrijf wat ik voel.’ Maar je hebt in de tussentijd toch technieken aangeleerd...
Het is met mijn schrijven net zo gegaan als met mijn privéleven. Je begint ermee dat je je gevoel uitschrijft zonder dat het intellect ertussen komt, je schrijft vanuit het onbewuste reservoir. Zo is het ook met Johnny the Selfkicker gegaan, die begon als de Electric Goebbels, en dacht op een gegeven moment, ik ben nu dertig, en een dagje ouder, wat nu? Wat was dat voor een kracht waar ik uit putte? Hoe kan ik die benutten, hoe kan ik die bewust maken?
Tijdens zo'n proces - wat ik net al zei - flippen ontzettend veel mensen. Jan Cremer is erin blijven hangen, en Reve ook een beetje. Die heeft nooit afstand kunnen nemen vad z'n persoonlijke leven, want dat is het uiteindelijk. Het andere uiterste - Vestdijk - vind ik trouwens ook niet zo okay.
Bij mezelf merkte ik dat ik niet meer zo spontaan alles op kon schrijven wat ik bij me op voelde komen, dat ik te bewust geworden was. Er moest een omschakeling komen, en die vind je tussen Satan en De buik. In Satan Ontmaskerd liet
| |
| |
ik alles nog helemaal uit mezelf opwellen, daarna werd ik me bewuster van de lezer. Wat heb ik te zeggen en hoe moet ik het overbrengen? Ik was ook bijna blijven hangen in die fase, maar ik ben me bewust van het onbewuste, dat zit wel snor, gelukkig.
Een daarom heet de hoofdpersoon in je laatste boek ook vaak Hans Plomp? Dat kwam in ‘De chinese kruiwagen’ ook wel voor, maar daar was je in eerste instantie een bijfiguur.
Zo bewust is het allemaal toch ook weer niet, besef ik nu. Want daar heb ik nog nooit aan gedacht.
In de verhalenbundel ‘Brigadier Snuf rookt stuff’ staan merkwaardige stukken.
't Was een samenraapsel hè.
Vol afgekeurde fragmenten uit het ‘Dodenboekje’.
Ja hoor, zo is het gegaan. Dat boek is verschenen om een verplichting aan Manteau te voldoen.
Een verhaal als ‘Premier Levy Cut’ bijvoorbeeld, in het ‘Dodenboekje’ had het zeker niet misstaan. Maar als verhaal? Waarom zet je zoiets in een boek?
Ik vond het wel leuk. Het was een fragment waarmee ik niet verder kon, maar toen ik het zag liggen vond ik het wel interessant, en daarom zette ik het in een boek.
Je hebt meer van dat soort verhalen die uitsluitend monologen of dialogen bevatten in ‘Brigadier Snuff’. Daar staat tegenover dat het titelverhaal in ‘Huize De Slapeloze nachten’ op de kop af zes verhalen bevat.
O ja?
| |
| |
Ja (en we wijzen de verhalen).
Goh.
Volgens ons was het de functie van dat verhaal Hommeltje de vriendenkring van het ‘Dodenboekje’ binnen te schrijven.
Verdomd, ja hoor, dat is waar. Zo schreef ik gewoon. Het Dodenboekje gaat eigenlijk verder in De Slapeloze Nachten, al was dat allemaal niet zo bewust. Het was een grote fantasie, een droomwereld waarin je je met z'n allen terug kon trekken. En dan blijkt dat wat je droomt bestaat: Ruigoord.
We hebben ‘Satan Ontmaskerd’ een aantal malen gelezen, en erg ons best gedaan het te snappen, de figuur van Mrazek, de verhouding Spoorloos-Daamesma, maar toen we het lazen zonder die wil het te doorgronden werd het pas echt een prachtig boek.
Wat je zegt! Het komt wel eens voor dat ik het boek weer oppak en erin blader, en dan is het een boek van een ander voor mij. Ik ontdek er dingen in, opmerkingen, uitspraken over mezelf, oplossingen ook, dat ik denk: godverdomme, dat wist ik al lang en nou zit ik er nog mee te zeiken in de realiteit. Al die dingen wist ik, die heb ik op een keer in een high moment opgeschreven.
Jezelf vooruit denken...
Ja, en jezelf vooruit leven misschien ook. Satan Ontmaskerd heb ik toen niet helemaal begrepen. En nu ook nog niet, geloof ik. Maar het is wel een soort blauwdruk van allerlei irrationele lagen in mijn persoon, die omdat ze irrationeel zijn niet te begrijpen zijn. Misschien dat je als je op de duur een heel helder begrip zou krijgen dingen kunt gaan zien, maar ik heb nog steeds geen poging gedaan om het echt helemaal te begrijpen.
| |
| |
‘Isis Ontsluierd’, dat boek van Blavatsky, hebben we zelfs gekocht, omdat we dachten van, tja, ‘Satan Ontmaskerd’... Isis ... het helpt misschien. Maar we hebben het nooit gelezen.
Het is ook niet goed te lezen. Maar ik heb een tijdje op Blavatsky gegeild. Ik zag een jeugdfoto van haar, het was een bloedmooie chick vroeger, en ik werd een beetje verliefd op haar. Ook al omdat ik uit die boeken van haar de eenzaamheid proefde. Ze had wel een heel stel heren om zich heen, die voor haar werkten en haar hielen likten, maar als minnares was ze volkomen vereenzaamd. Dus ik lag een paar weken lang van haar te dromen, en zo kon ik nét Isis Ontsluierd lezen. Anders is het onleesbaar.
Toch staan er wel leuke dingen in. Van Blavatsky heb ik bijvoorbeeld dat Jezus het produkt was van een aanranding. Maria was een Joodse hoer en de vader was een Galliër die daar als Romeins soldaat was ingekwartierd. Daarom zei Jezus dat hij een kind van God was, omdat hij zijn vader niet kende. Maar volgens Blavatsky is hij een kind van de Duivel, en eigenlijk is de Duivel dan weer de God van de liefde. Ze zegt: de God van het Christendom is de grote verneuker; de strenge harde rechtvaardige vader; de baas die de vrouw in de keuken wilde zien. Hij is dus eigenlijk de Duivel volgens Blavatsky, en alles wat door het Christendom verworpen wordt: de liefde, de lust, de vrouwen, dat is God. Jezus is dus in feite de leider van de lust, en volgens haar is hij gekruisigd omdat hij zich teveel met vrouwen inliet. Dat was namelijk de grootste bedreiging voor het patriarchale Joodse geloof. Hij kon lullen wat hij wilde, maar op het moment dat hij vrouwen om zich heen verzamelde, zijn voeten liet wassen in tranen en ook gewoon relaties met ze had, toen hij vrouwen een belangrijke rol wilde laten spelen... Toen is hij aan het hout gegaan. Dat heb ik uit Isis Ontsluierd gevist, en dat is toch aardige informatie.
| |
| |
Wat Satan Ontmaskerd, de titel, precies betekent ... ik heb er wel eens over nagedacht. Vroeger werd ik door m'n omgeving, m'n ouders nogal uitgekotst. Als ik als jongen een nieuwe vriend of vriendin mee naar huis nam, dan riep mijn moeder die in de keuken en zei dan iets van: je gaat nou wel met Hans om, maar hij is een heel slecht mens, je moet oppassen dat hij je niet op het verkeerde pad brengt. Van mijn familie kreeg ik brieven dat ik rijp was voor de hel. Ik werd echt als een soort duivel beschouwd. Die laag zie je ook in het boek, dat is de laag van Daamesma die op onderzoek uit is en alle mensen uit de jeugd van Spoorloos ondervraagt, die een beeld van een soort duivel schilderen.
De ‘ontmaskering’ van die Satan is eigenlijk ironisch bedoeld. Die vindt plaats als je het andere verhaal, vanuit Benjamin Spoorloos zelf, leest. Dan zie je dat hij eigenlijk een misschien wat vreemde, maar goedwillende man is, die zijn liefde zoekt en verder geen vlieg kwaad zal doen. Dat is de tweede laag. Daarin zie je die verhalen over zijn jeugd ook vanuit zijn visie, en dan is het helemaal niet zo slecht. Die twee verhalen tegenover elkaar, die vormen zo'n beetje een kruispunt denk ik. Het is een confrontatie met mezelf. Een image van buiten én van wat ik voelde dat ik in werkelijkheid was.
Ik schreef vroeger natuurlijk erg rare boeken. De Ondertrouw werd het wreedste debuut van het jaar genoemd. Dat vond ik in mezelf wel een beetje gek, want ik ben in het algemeen aardig, dat probeer ik te zijn. Ik kan geen beest z'n nek omdraaien, bij wijze van spreken. Maar zo'n Ondertrouw, jongen, ik lees het nog wel eens, en dan kan ik bijna niet begrijpen dat ik het echt ben ook. Ik heb de hoofdfiguur Walter Witman genoemd om dat wrede beeld een beetje af te zwakken. Enerzijds door een verwijzing naar Walt Whitman, om te laten zien dat Walter een jonge dichter was, dat hij poëtische aspiraties had, want dat blijkt nauwelijks uit
| |
| |
het boek. En aan de andere kant Witman, om de zwarte rol die hij in het boek speelt te relativeren. De laatste regel van het boek luidt toch ook (citeert uit het hoofd): En wie niet beter wist - of: wie niet beter weet - zou denken dat daar aan de Koninginneweg het kwade grijnzend het goede versloeg. Of zoiets ... (In het boek staat letterlijk: En wie niet beter wist zou denken dat daar, aan de Koningslaan, de boosaardigheid glimlachend de goedheid te gronde richtte. D.K.)
In werkelijkheid is het ook een boek waarin een vrij wilde, normenloze jongen zich verzet tegen de corruptie van een oude homofiel. Hij verzet zich, hij wil z'n lichaam niet verkopen. Die jongen vecht op een of andere manier voor zijn vrijheid. Het gaat over mijn relatie met J.P.; hij wilde me inkapselen, die man. Hij wilde me gewoon als minnaar hebben. Oppervlakkig gezien hadden we een heel relaxte relatie, maar ondertussen speelde de strijd die in het boek beschreven staat zich wel af. Alleen heb ik nooit al die vreselijke dingen gedaan die in het boek staan. Maar onbewust hebben ze wel een rol gespeeld. Ik schreef het en was er zelf verbaasd over. Ik schreef verschrikkelijke boeken, en pas later ben ik gaan begrijpen dat het toch ook in me zat. Er leefde een soort monster in me, echt, en toen ik dat ontdekte ben ik geflipt en gek geworden. Daarna heb ik geprobeerd het monster te vriend te krijgen en voor me te laten werken. Want het is niet alleen een monster, het is ook alles wat altijd onderdrukt is, generaties lang. Het is energie. En daar wil ik graag beschikking over hebben.
Die gekheid, dat is de derde laag die in Satan Ontmaskerd zit. Het is een relaas van die gekheid. Ik ben in die tijd een paar maanden gek geweest, echt. Wat dan gek heet, weet je wel. Gewoon niet meer weten wat werkelijkheid is en wat niet. Toen heb ik volkomen waanzinnige dingen meegemaakt ... ja ... in de oorlog. Ik heb dagenlang in de oorlog
| |
| |
geleefd. Dat ik m'n buitendeur uitliep. Duitse colonnes met Joden ... in concentratiekampen gezeten. Die dromen en de werkelijkheid gaan door elkaar lopen, en die dromen zijn zo echt, dat je er op de een of andere manier in terecht komt, en daar leeft ... En al m'n angsten, al m'n paranoia's, alles wat ik in m'n jeugd heb meegemaakt, m'n ouders ... Dat heb ik allemaal meegemaakt als echt zijnde. Op het nippertje niet opgenomen, op het nippertje.
In Satan Ontmaskerd heb ik veel van die dingen heel voorzichtig in verhaaltjes opgeschreven. Zonder veel verband. Langzamerhand, naarmate die gekheid verder achter me lag, zag ik dat het toch een ontzettend belangrijke ervaring voor me geweest was. Als een soort bron, een voedingsbodem voor veel van wat ik schrijf. Je komt terecht in regionen van het onderbewustzijn waar je wel eens aan snuffelt als je heel stoned bent, als je heel erg flipt, of als er iets volkomen onverwachts gebeurt. Dan ben je een week lang gek. Je komt er weer uit, en je denkt godverdomme, dat zit ook in me. Wat moet ik daarmee? En zo langzamerhand ben ik erachter gekomen dat ik die energie in m'n macht moet krijgen, moet beheersen. Want als je die kunt kanaliseren, in de goede richting drijven, weg uit het verziekte calvinisme waar de energie door m'n opvoeding in gestopt is, weg uit al die schuldgevoelens; als je die weer helemaal vrij zou kunnen laten stromen, dan heb ik het idee dat ik in staat zal zijn om m'n ideeën en dromen een beetje in realiteit om te zetten.
Dat is het grote probleem van veel mensen die hun bewustzijn verruimd hebben ... dat ze wel allemaal ideeën gekregen hebben, maar dat ze niet zijn uitgerust met een apparaat om er ook maar iets van in de praktijk te brengen. En in het terugvallen, in het downkomen van de ideeënwereld in de realiteit worden de meeste mensen gek. Niet in het omhoog gaan, dat gaat dan nog wel, maar op het moment dat ze terug moeten beginnen de moeilijkheden. In de buitenwereld
| |
| |
bestaan niet zo erg veel mogelijkheden.
Dus mijn belangrijkste bezigheid van de laatste vijf jaar is toch wel om alles wat er in die drie-vier maanden dat ik gek was met me gebeurd is te integreren in mezelf, en van daaruit weer iemand te worden die kan handelen. Iemand die niet meer in zichzelf verdiept zit, want ik vind het nogal moeilijk, leven, over het algemeen.
Weet je, ik ben nu bezig aan mijn vierde diepgaande relatie, ik wil niet meer doodlopen. Ik wil proberen die relatie echt uit te diepen. Jezus jongen, ik ben zo ontzettend verliefd op die meid. Ze zit in Marokko nu, ik weet niet waar, ik heb een telegram gestuurd maar nog geen antwoord gekregen. Toch ga ik er over drie dagen naartoe, zo kom je nog eens ergens... Ik schijt in m'n broek. Misschien is ze met een ander... En weet je, dat soort dingen mag je niet meer denken. Er bestaat echt een soort van censuur. Als ik een boek schrijf waarin ik de vrije sex aanval ... of aanval ... als ik het in ieder geval relativeer, het beschrijf als repressieve tolerantie in plaats van als werkelijke vrijheid. Zoals bijvoorbeeld in Brave New World, die sfeer van: chick, neuken in een hoekje en klaar... Dat vind ik volkomen verneukeratief. Zo wordt sex volkomen losgemaakt van liefde, van het hart. Vera de Vries, weet je wel, de happy hooker, die ken ik van school, we zaten in een soort groepje. Ze is uit Amerika gezet, kwam terug, en begon iedereen gelijk aan z'n lul te zwengelen, zoals iemand anders je een hand geeft. Die zegt van: ‘Kom op, effe naar boven, ik heb een lekkere vibrator en een zalfje en fist-fucking en deep throat weet je wel.’ Toen zei ik: ‘Ja jezus christus, maar ik ben verliefd! Ik taal niet naar een andere vrouw.’ Ze kijkt me aan en zegt, echt verontwaardigd: ‘Ik dacht dat jij een swinger was, Hans Plomp!’
Nu heb ik iets ontdekt, het klinkt je misschien gek in de oren, maar ik meen het... Weet je, je neukt en je komt klaar en een half uur later is het verdwenen. Het geeft vaak een onbe- | |
| |
vredigend
gevoel, vooral als je niet alletwee goed klaarkomt. Nou kwam ik laatst bij een vriend van me, een vogel die een poos in Tibet heeft gezeten, en die zei me: ik zal je iets vertellen over een van de wegen van het boeddisme die eigenlijk verboden is, de yoga van de linkerhand. Dat is de enige yoga waarbij mannen én vrouwen betrokken zijn. Tantra, de liefdeskunst. Hij vertelde me dat het hoogste wat je in Tantra bereiken kunt, het allerhoogste, de Gouden Pil is. Je neukt met je vrouw, en zij komt klaar, en jij komt net niet klaar... Op het moment dat je bijna klaarkomt houd je dat orgasme in. Dat duw je terug, en dan gaat het via je ruggegraat naar je kop en daar explodeert het. Het is de meest natuurlijke manier van high die in het Oosten bekend is, een soort sexuele omdraaiing die de man ondergeschikt maakt aan de vrouw, maar hem daardoor een veel grotere bevrediging geeft. Die weg van de linkerhand is op het nippertje toegelaten in het boeddisme. Vrouwen worden er nu eenmaal altijd buiten gelaten, buiten godsdiensten, dat zijn allemaal herendingen. Er is bijna geen godsdienst waarin liefde, neuken en lust een plaats vinden. Maar, als ik me een beetje mystiek voel, krijg ik toch altijd beelden van godinnen, nooit van goden.
Kijk (hij wijst naar de grote kachel die in het midden van de kamer staat, en waarin hij regelmatig grote stukken sloophout stouwt), kijk naar het merk: godin.
Toch is het vrouwbeeld in je dromen niet uitsluitend religieus. In ‘Satan Ontmaskerd’ zoef je zelf heen en weer tussen man en vrouw.
In mijn droom zit het wel snor, in m'n mind. Prachtige relaties, vrouwen, heerlijk, maar in de werkelijkheid is het kiele kiele. Dat komt omdat ik geflipt ben. Vroeger leefde ik meer als een man: veel zuipen, nooit ergens over nadenken, doen, aktief, vrouwen jagen. Ik rende maar achter m'n pik aan.
| |
| |
Toen ben ik geflipt, en daarna is het vrouwelijke stuk aan de orde gekomen. En zo heb ik het leren kennen. Nu ben ik aan het proberen het mannelijke te leren temmen.
Toch heb ik heel lang gedacht: ik ben blij dat ik geen vrouw ben. Maar dat is wel fundamenteel voorbij. Ik weet nu dat ik ergens ook een vrouw ben. Het overkomt me wel eens tijdens een trip, dat ik voor een spiegel ga staan, en dat ik een vrouw zie. Daar sta je, je vergeet dat je het zelf bent en je ziet een vrouw die naar je staat te lonken. Ik heb wel eens gehad dat ik bijna half in zwijm, in een soort ... en toen dacht ik PHAWW!!! (strekt z'n handen afwerend uit) ... weg! En toen veranderde die vrouw opeens in een soort baardig monster. Ja narcisme ... narcist ... narcisme ja.
|
|