En uit Damascus toog ik eindelijk over Haurân naar het Heilige Land; bij welks bespreking ik tevens de Babisten, de Duitsche tempelieren, de Joodsche koloniën en het vraagstuk van de betrouwbaarheid der overlevering omtrent de historische traditiën der heilige plaatsen poog toe te lichten.
Slechts hier en daar meng ik in de behandeling van deze vraagstukken iets omtrent mijn persoonlijke reisaangelegenheden, in hoofdzaak met het doel om van mijn erkentelijkheid te doen blijken voor de uiterst voorkomende welwillendheid, waarmede ik in de verschillende landen door de autoriteiten ontvangen ben, en voor de alleszins verplichtende wijze, waarop zij mijn onderzoek hebben vergemakkelijkt. Men vormt zich, als men uit het Westen komt, geen denkbeeld van de hooge opvatting der courtoisie internationale, die in het Oosten den toon aangeeft. Ze laat u nimmer in den steek en maakt u gedurig verlegen door haar voorkomende vindingrijkheid. Een gewezen minister geldt er nog altoos als een half-officieus persoon. en men beijvert zich in de ontvangst, die men hem bereidt, het land van zijn herkomst en de regeering van dat land te eeren. Juist dit nu noodzaakte mij, deze eere, veel minder aan mij persoonlijk, dan aan mijn land bewezen, dankbaar te erkennen.
In het tweede deel van dit werk stel ik mij voor, op soortgelijke wijze iets te geven over mijn verblijf in Egypte, Soedan, Griekenland, Sicilië, Tunis, Algiers en Marokko, om er tenslotte iets over Spanje en Portugal, inzoover ook hier de Moorsche invloed nawerkt, aan toe te voegen. In beide deelen stel ik mij niets anders voor, dan hen die 't genot missen deze landen zelve te bereizen, in staat te stellen er zich eenigszins in thuis te gevoelen en hun beteekenis voor den algemeenen gang van zaken te verstaan.
Onder elk hoofdstuk teekende ik den dag aan, waarop het voltooid werd. Reeds ingetreden wijzigingen, die ik niet meer kon opnemen, zooals het optreden van de tweede Doema, de Jacquerie in Rumenië enz. maakten dit noodzakelijk. Opgave van bronnen zou bij een werk, als ik ondernam, misplaatst zijn geweest.
Mijn uitgevers stonden erop, eenige platen op te nemen. Mij scheen dit met het karakter van dit werk niet bijster overeenstemmend, en tenzij het aantal tienmaal zoo groot had kunnen zijn, zelfs min doeltreffend, maar overwegend bezwaar er tegen bestond uiteraard mijnerzijds niet, en zoo bezweek ik voor hun aandrang.
Als bijlage voeg ik aan dit deel een proeve toe van Zigeunermuziek. Kenners op het gebied der toonkunst verzekerden mij, dat deze muziek ten onzent zoo goed als onbekend was, en dat daarom een proeve ervan met ingenomenheid zou ontvangen worden.
's Gravenhage, 15 September 1907.
KUYPER