Kolonel Amato, die de geschiedenis van Tinne uitnemend kende, en reeds in een van onze eerste gesprekken ietwat ironisch de historie van deze landgenoote te berde bracht, wees mij o.a. op de enkele bladzijden die over Tinne in Zolli's voortreffelijk werk ‘Nel Fezzan’ te vinden zijn.
Vijf en veertig jaar na de dood van Tinne (zij werd op de eerste Augustus 1869 bij Tessaua in de Uadi Bergiug door enkele mannen van de Ulad bu Sef, en voornamelijk door een zekere Osman Bud, met een kromzwaard doodgeslagen), teekende Zolli de historie op uit de mond van een oude neger, Abdallah ben Alua, die toen nog in Murzuch leefde.
Na vijf en veertig jaar kon hij er nog niet anders dan met aandoening en een zekere weemoed over spreken, zegt Zolli.
Tinne had, komende uit Egypte, een poos in Murzuch gewoond, in het gastvrij huis van dezelfde Fezzannees.
Hij en zijn broer, Sidi Mohammed ben Alua, hadden de Hollandsche met groote gastvrij heid en vriendelijkheid opgenomen.
Zij was in Murzuch aangekomen vanuit Egypte, langs de oasen en nederzettingen van Siva, Giarabub, Augila, Marade, Zella, Sebha, en Guddua, met een escorte van zoowat tien man en twee Tripolitaansche bedienden. Zij voerde in haar trein veel sieraden, waardevolle voorwerpen, ja zelfs meubels mee. Een spiegel van meer dan een meter hoog (en, als ik Zolli in de rede mag vallen, waaraan herkent men beter en duidelijker de Heldin der Wetenschap?), had meer