hielden, die in de kleine maatschappij minder mee telden dan een hond.
Want de Arabier moge dan zoo slecht zijn als hij is, en dat is onwaarschijnlijk, bijna sprookjesachtig slecht, hij houdt niet van zelfstandigheid bij vrouwen, en zeker niet van brutaliteit of uitdagendheid.
Neen, hier heeft de bezetting nog een ander werk verricht dan een beschavend en een veredelend.
Dat vertelt me, onder veel meer en erger, het feit, dat Motti op een dag meer dan honderd scabreuze foto's te ontwikkelen kreeg. Door Italianen in Murzuch genomen, en waarop geen Italianen voorkwamen.... Ik loop daar nog wat over na te prakkezeeren, nu het chauffeurtje binnen waait, en ik uit Motti's saloon naar het fort wandel.
Ze hebben me een muntaz, een soort korporaal van de Askari's, gestuurd, als valet de chambre, en hij is maar vast begonnen met vlak voor mijn deur op een dun matje te gaan liggen, een kroesje water en zijn geweer naast zich.
De glorie van zijn veldheerschap is van hem afgevallen, en de witte uniform ligt in groote plooien over zijn mager lijf.
Buiten staan de sterren overdadig, in perken en bedden en guirlandes aan de hemel, en als ik uit het raam buig, hoor ik de wacht eentonig neurien om hun theepotje, vlak bij de groote poort.