Beesten
Ik trek me dan ook terug, als een overlegde vlucht zoo heeten mag, op de beestenmarkt, waar drie geiten, twee schapen en een kameel wachten op een nieuwe eigenaar.
Ik weet niet of op deze breedte en onder deze zon alles per se zijn gewone aanschijn verliest, maar het is zeker dat de geiten op wilde honden en de schapen op geiten lijken.
Blaten en mekkeren doen zij beide, maar zij komen niet boven de vrouwen-bataillons uit, die me tot hier toe zijn gevolgd. Torelli zegt, dat de menschen hier met één lire daags uitstekend en zelfs ruim kunnen rondkomen, en waarom zou ik daar dus aan twijfelen? Maar dan begrijp ik ook niet, dat ik, na maanden en maanden lang vooruit voor het levensonderhoud van enkele gezinnen te hebben gezorgd, nog niet eens de wanproducten van hun veeteelt mag bezichtigen.
Ik had niet eens de gelegenheid de kameel, die voor veertien gulen van de hand gaat, in de bek te zien, en toch herinner ik me met schrik, dat ik minstens drie menschen heb beloofd voor hen naar zoo'n beest om te zien. Enfin, een goede mehara is het toch vast en zeker niet geweest, maar eerder een oude vrachtdrager, die vandaag of morgen zijn leven toch als sandalenzoolen eindigt.
De goede, snelle rijkameelen, moet men zoeken in het koloniale leger, bij de meharisti en sahariani. Daar zijn de prachtigste exemplaren vertegenwoordigd, en onder hen is de mehara van Torelli verreweg de grootste.