zien om een bevordering mede te deelen. Het verhaal klinkt verduiveld aardig, bijna een anecdote uit het leven van Frederik of van Napoleon, maar Torelli heeft er geen vertrouwen in. Hij schudt lachend het hoofd, en neemt ons mee om meteen een wandeling te doen in de hoofdstraat van Murzuch.
Hij weet waarschijnlijk beter dan zijn jonge officieren samen, dat een bevordering niet komt voor het de tijd is, en dat plotselinge bevorderingen moeten worden verdiend.
De hoofdstraat van Murzuch.... Ja, een hoofdstraat, die overigens vanzelfsprekend hoofdstraat is, omdat er geen andere straten zijn.
Murzuch, la Parigi del Sahara noemden de eerste Italianen die hier kwamen, het. Zooveel goeds en moois hadden ze bij overlevering gehoord van dit woestijn-Mekka.
Maar toen de troepen op de laatste dag van Januari 1930 het lang omstreden plaatsje binnenrukten, maakte de commandant geschiedenis. ‘Dus dat is het Parijs van de Sahara?,’ vroeg hij. En toen zijn gidsen knikten, liet hij zich een hartgrondig ‘spaar me dan de rest’ ontvallen.
Zoo wil het tenminste het verhaal....
Maar ik kan me moeilijk voorstellen, dat de commandant lust heeft gehad in grapjes, toen hij de ontvolkte ruïne in bezit nam. Daarvoor moet hem teveel de ellende en de triestigheid zijn tegengetreden uit zijn nieuwe rijk.
Hij kwam in een plaats, die tientallen jaren lang vervolgd was met droefheid en nood, en die iedere maal opnieuw door honger, ziekte en oorlog besprongen werd.