Van Sebha naar Murzuch
Drie dagen hebben we in het fort van Sheba gewoond, met alle weelde van een behoorlijk vertrek, volop water, een bad, en een voortreffelijk gezelschap.
En omdat kolonel Amato zich niet tevreden toont met die drie dagen, maar ons terug wil zien, om vanuit Sebha met ons de Uadi El Gial in te trekken, waar de mysteries nog vele zijn, braken we vanmorgen op naar Murzuch. Een paar dagen zullen we daar blijven, en dan zal de allervriendelijkste commandant van Sebha zijn wagen sturen om ons te halen. Gouverneur Balbo gaf mij een eigenhandig, hartelijk gesteld schrijven mee voor zijn vriend, majoor Torelli, die te Murzuch het bevel voert, en nu zijn we al een behoorlijk eind op weg. Ver genoeg om eens even te stoppen, waar een schrale oase de weg raakt, en een vijgeboom zelfs zijn takken half over de weg heeft uitgespreid.
Tegen de rand van een vervallen put zit een Bedouinen-vrouw, die ons gekookte eieren te koop biedt. Het chauffeurtje onderhandelt, en tenslotte worden we ieder voor iets minder dan een dubbeltje zeven eieren rijk, netjes in een van palmblad gevlochten mandje. Zout is er niet bij; daarentegen wordt de maaltijd opgevroolijkt door het onophoudelijk gekrijsch van een paar kippen, die ieder met één poot aan een touw van een meter zitten vastgebonden. Die behooren ook tot de koopwaar, maar als een van de soldaten ze onder de vleugels heeft gevoeld, smijt hij ze hardhandig weer tegen de grond: vel over been.