Water en blijdschap
Het is moeilijk dit vreemd verhaal te gelooven en te beleven, als men ziet hoe wit en hoe blij Hon nu is, en hoe klaterend helder het water uit de pompbuis in het betonnen reservoir loopt, dat aan de rand van het stadje ligt.
Vier honderd een en twintig meter is er geboord, door een steenbank heen, waarop tot moedeloos-wordens toe de kostbare boorpunt brak en vergruizelde.
Het water klokt door de kleine gootjes en greppels en doet alom het groen snel en onstuimig opstaan uit wat tot geen vruchtbaarheid in staat scheen.
En het groote bekken bewaart genoeg, dan dat daar niet, iedere dag wat minder schuw, de kinderen zouden komen in de schemering om te baden en daarmede een geloof aan zindelijkheid te belijden dat hier nimmer aanhangers vond, en, bij gebrek aan water, ook niet vinden kon.
Zijn om dit water en zijn blijdschap de deuren hier zoo prachtig en vreugdevol versierd?
Als de steile, geloovige mohammedaan tot dergelijke