glorie dell' avenire’, heeft Mussolini gezegd, en de commandant van menig fort liet de leus en het bevel met forsche letters op de muren schrijven. ‘De glorie van het verleden overtreffen door de glorie van vandaag....’, wat zijn die woorden hol en machteloos voor een, die hier de steenen heeft betast met de hand, en zich een stonde lang heeft bloot gegeven aan die verre, voorbije historie en aan de sterke gedachtenissen welke zij achterliet.
Breed en robust staan de resten van de muren, machtig en vreemd verloren in het stuifzand de zuilen, en als een eerst gisteren hier neergelegd getuigenis de zware sluitsteen, waarop de sobere jaarcijfers en de naam van die deze sterkte schiep.
Schiep, meer dan bouwde. Want ontzaggelijk, en sterker dan iedere kleine werkelijkheid, moeten de geestdrift, de innerlijke kracht en de verbeelding zijn geweest van het Rome en van de Romeinen, die zóó geschiedenis schreven aan de grenzen van een wereldrijk.
Steen voor steen, behouwen en voorzien van merk en kenteeken, moest uit de Gebel en van de verre bergen tot hier worden gebracht. Hoe? Gedragen? Gesleept door het zand? Gehakt, door wie, en door wie gepast tot het weerbaar bouwsel, dat de opening tusschen de duinenrijen beheerschte en bedwong?
Wiens stem gebood hier in Caesar's naam, en dwong hitte, ongeluk, natuur en tegenweer tot dienstbaarheid aan het Romeinsch Imperium? Wie hield stand, door zee en zand, door duizenden kilometers gescheiden van de groote krachten en van de imponeerende macht van Rome?