zonder het inlandsche onnoodig afbreuk te doen. Van een ranselpolitiek is geen sprake, van een lamleggen van inlandsche initiatieven (o zeldzaam artikel), al evenmin.
Men is eerder te meegaand en verwacht misschien te veel van een langzame beinvloeding, die dan goeddeels langs de weg van het imponeerende, het bewonderenswaardige, het illustere voorbeeld zou moeten plaats vinden.
Ik wees er reeds terloops op, hoe men er, bij voorbeeld door de uitnemend geregisseerde, pompeuze liturgie van het vlag-verwisselen op de citadel van Tripoli, inderdaad in is geslaagd dit volk een diep ontzag bij te brengen voor de grootheid van Italië en vooral voor de kracht van het Italiaansche koloniale leger en zijn machthebbers.
De kringen van deze stevig ingeprente eerbied worden echter, hoe verder men van de kust af het binnenland in trekt, hoe langer hoe vager. Wel wordt de blanke vreemdeling en de blanke overheerscher begroet, wel wordt ruim baan voor hem gemaakt door dorpelingen en karavaandrijvers, maar te kort ligt de re-occupatie-oorlog achter ons, en te zeer is het land als geschapen voor het stilaan en blijvend gedijen van een verzets-mentaliteit.
Italië is daarom gedwongen permanent een militaire apparatuur te onderhouden, welke uiterst kostbaar is en geen enkel rendement afwerpt.
Een lange keten forten en militaire posten vangt in twee richtingen aan, vanuit Tripoli en Bengasi, en verliest zich diep in het binnenland, in de schaduw van de Monte Tibesti.