Hij heeft gezien, hoe ergens de palmen als gerezen kwamen uit een bloedrood water, zoo dicht tegen-een stonden de velden vol van papaverbloei. En de geelgroene strooken gerst, en de hooge, wiegende dadelkronen en het zilverige grijs van de jonge olijven, die zeker over luttel jaren al dit land overstroomen zullen met gouden olie.
Neen, niet alleen Italianen, àllen die genoeg hebben van dat bedorven, bevuilde nest der westersche beschaving, àllen die vrij willen ademen in een paradijselijke staat, dat zij hier komen en zich nederzetten aan het eindeloos banket dat de natuur hier schaffen wil. Ongehavend, ongerept, schijnt het gered uit de brandende werelden van het paradijs, en het is ontwijfelbaar voorbestemd achtergrond, omlijsting en bodem te vormen voor het waaràchtige menschengeluk....
Als hij zoover is gekomen, ontdekt zijn zoekend oog een kleine reclame voor Duitsch bier, en onderbreekt hij zijn hymne om de waard een flesch van dit zoo ver gekomen vocht te verzoeken.
Dàt is mijn oogenblik.
Voordat hij de lof zal gaan zingen van de windmotoren, die zelfs het allerlaatste werk dat de natuur hier van de mensch vraagt: te zorgen voor water, uit de handen van de genietende luiaard neemt, om het in een lied van wind en suizen uit de rijke bodem naar boven te brengen, wil ik hem toch liever grondig desillusionneeren.