Het land van de dorst
(1935)–Albert Kuyle– Auteursrecht onbekend
[pagina 75]
| |
In Tunis staat onmiddellijk het stofbedekte, moegesloofde havenkwartier als een brandgordijn voor de reiziger. Hier nadert hij langzaam een ruime en welvarende haven. De lage gebouwen van douane- en havendienst houden zijn blik niet vast, die verder langs de kust, en overal boven de huizen, de palmen ziet wuiven. Tripoli is hernieuwd en verfraaid door mannen, die rustig de droom van over twintig jaren droomden, en die het architectonisch kleed van de stad knipten op de groei. De Lungomare is breeder en schooner dan die van Napels, dan die van Locarno, dan die van de havens langs de Middellandsche Zee welke ik bezocht heb. De gebouwen zijn onvervalschte Italiaansche palazzo's, met juist voldoende Moorsche uiterlijkheid om de grillige schaduw van een palmblad over de gevel te kunnen verdragen. Maar het schoonste bezit dat Tripoli's havenkwartier kent, is het Castello, de oude burcht, door Spaansche handen gebouwd als sluitstuk en krachtig forteres, daar waar de cirkel van de geweldige oude muur zich sloot. In tientallen verschillende handen is het Castello geweest, vóór de Italianen het weerom hebben opgebouwd en in eere hersteld. |
|