Zon op de Conca d'Oro
Héél Sicilië ligt in de zon, en héél Sicilië wordt door blauwe waters omspoeld en geëncadreerd. In zooverre hebben de ijverige reisbureaux gelijk, die volmaakt in het midden laten, welk deel van Sicilië de reiziger als verblijf- en pleisterplaats de meeste voldoening schenken kan. Een gedeelte van de hoe langer hoe mooiere reclame-folders houdt zich bezig met de resten van de Romeinsche beschaving, en het verdere deel acht de schermpijnen en de speelgoeddorpen voldoende argument.
Wanneer de reiziger hier de lente zoeken gaat (is het wel een lente, of noemen wij het zoo uit schuchterheid? Is het niet een volle zomer, lang voordat bij ons de blauw-gevroren knoppen van de pinksterbloem eenige kleur gaan krijgen?), laat hij zich dan in Napels al aan de boot toevertrouwen en zóó, rechtstreeks, naar Palermo gaan. Want het trein-traject Napels-Reggio-Calabrië is werkelijk meer voor de explorateurs, voor de mannen met bloote borsten, die niet voor een kleinigheid zijn vervaard. De tijd, die men moet uitzitten tusschen het roezemoezige station van Napels en de grappige ferry-boat, die de trein over de Straat van Messina draagt, is werkelijk té lang, en begint na een half etmaal veel van een gedwongen strafperiode te krijgen.
Met de boot nadert men zon en zomer sneller, en ziet men vroeger het goud dat de zon over de Conca d'Oro legt, waaraan de gevoelige stedenbouwers van weleer Palermo hebben neergevlijd.