trekkende troepen; het enthousiaste publiek, langs de haven geschaard, zingt en klapt de vertrekkende troepen toe.
En weer vraag ik me zelf af: is dan de tijd der verschrikking voor niets over ons heen gegaan? Of is de ervaring, vroeger het geprivilegieerde argument in de mond en de handen van de ouderen, thans alleen de gave en de helderheid van een denkende jeugd.
Van de jeugd, die vast vertrouwt in de mogelijkheid, met andere volken in vrede te leven, zonder dat de eer van volk en vaderland daardoor moet worden geschaad.
Met het gekleurde-plaatjes-weekblad Balilla, voor Italië's militair-georganiseerde jeugd bestemd, tot een satiriek weekblad als Marc' Aurelio toe, en de twintig geillustreerde en niet-geillustreerde week- en dagbladen, die ik hier naast de schrijfmachine heb liggen, beijvert alles en allen zich om met voor het meerendeel flauwe, vernuft- en geestelooze aardigheden de lezer het idee bij te brengen, dat Abessynië uitsluitend door menscheneters wordt bewoond. Een of andere Ras speelt daarbij dan de kannibalenhoofdrol. Niemand, zelfs dit volk van voor een deel toch op tandenstokers kauwende en met hun mes etende, en nog aan de vooravond van een beschaving staande half-Europeanen, dat ik met deze kranten zie rond loopen, heeft iets kunnen ontdekken van de wonderlijke hoogheid, de grootheid en de schier middeleeuwsche heerlijkheid, die toch aan de cultuurgevoelige beschouwer door een handvol foto's van het hof in Addis Abeba werden onthuld.
Zóó doen de stalletjes met kranten en bladen, de