Fragaglia
Na het aquarium moet men maar niet, zooals ik deed, naar de vischmarkt gaan, als men de gruwel der verwoesting liever niet ziet.
Het sleepnet schuurde vannacht over de bodem, de drietand prikte naar beneden in de duisternis, de kleine bootjes haalden de netten in, en maakten alles buit wat binnen de mazen zwom.
Wat goud en zilver was, werd roestig en waardeloos. De inktvisschen verloren het purperen waas van hun gevlamde lijf, en zonken ineen tot een berg van slijm, waarin men maar met moeite nog een dier herkent. De krabben weren zich nog, maar de houten bak biedt weerstand aan hun scharen, en eer de dag gevallen is, zullen ze rood en gegeten zijn.
Altijd is de vischvangst hier wonderbaar, maar de apostelen zouden dit toch weer in zee geworpen hebben. Want er is iets oneerbiedigs in dit op hoopen smijten van schepselen, die ieder voor zich een wonder van schoonheid waren.
Hier heet alles ‘fragaglia’, en haalt men de vischjes van maximaal vijf centimeter lengte, met hectoliters tegelijk, naar boven, voor vele liefhebbers, die schijn-