devies: wie vrede wil, hij zij gewapend, ziet met uiterste bezorgdheid deze militaire activiteit aan.
Er hangen hier honderden omslagen van La Domenica del Corriere, het gezellige weekblaadje met de bonte gruwelplaten op de omslag. En al die bonte, bloederige verbeeldingen roepen de herinnering wakker aan de koloniale fronten, waarop het dappere Italiaansche leger streed en herhaaldelijk verslagen werd.
Het is de schuld van de legerleiding niet, dat de Domenica zijn teekenaars zoo weinig in de hand had, maar het is wel een fout van de tentoonstellingsleiding, al dit fraais hier neer te hangen.
Liedjes als ik er in Locarno een kocht (ik sprak daar reeds eerder over in deze aanteekeningen), werden blijkens deze platengalerij in Napels, tijdens de vroegere Italiaansch-Abessijnsche krijg, op straat gezongen, terwijl de straatbard met zijn stok de met de coupletten correspondeerende gruwelbeelden aanwees op een in vakken verdeeld tableau.
En al die plaatjes zouden zoo erg niet zijn, als de barre werkelijkheid er niet zoo vlak omheen aanwezig was. Want de sergeant van een dezer heldenverbeeldingen, die er per se op staat de vlag te kussen, alvorens te sterven, zal toch waarlijk niet bedoeld hebben, dat men met zijn ietwat overdreven vaderlandsliefde propaganda zou maken voor de bewapening?
Andere helden zijn er ook, stapels en stapels helden, met het gezicht naar beneden in het woestijnzand, met binnen-in ergens iets dat nog leven wil, dat zich wil herstellen om moeder en de kinderen terug te zien, maar de teekenaar wist niet beter te doen dan moeder weg te laten, en al wat een door de dingen