Het land van de dorst
(1935)–Albert Kuyle– Auteursrecht onbekend
[pagina 13]
| |
Vóór ik vanmorgen, hier in Rome, van ‘Koloniën’ het verlangde ‘lascio passare’ kreeg, mocht ik een klein uurtje wachten in een zijden, kristallen, beluchterde en behoesde zaal van dit groote paleis. En omdat de ramen en de vensterbanken de eenige plaatsen waren, die niet met verschoten (zij het dan uitermate imponeerend) damast waren overtrokken, heesch ik mezelf in de vensterbank en bewonderde het aflossen van de wacht aan de paleispoort, vlak onder mijn venster gelegen. Wachtwoorden, geheven geweren, muziek, flikkerende degens, dat alles heeft zoo iets goedig ouderwetsch over zich, zoo iets sprookjesachtigs en onschuldigs, en het is een van de weinige schouwspelen, waarbij men, schouder aan schouder met de plichtvergeten bood- | |
[pagina 14]
| |
schaplooper en de kuchende rentenier, toeschouwer kan zijn. Er is dus waarlijk nog een Casa di Savoya, en de leden er van wonen in dit onheusch-groote paleis, en rijden van tijd tot tijd in gezellige auto's uit in hun land, waarover een ander sinds veertien jaar de onbestreden heer en meester is. En er is dus óók nog een koningsgezind publiek, dat misschien de rest op de koop toeneemt, maar heilig en vast gelooft, dat zijn koningshuis méér is dan een ornament alleen: een wezenlijk en onmisbaar sluitstuk in het gebouw van de staat. Hoe kan dat eigenlijk, dat hier de menschen zoo rustig staan en juichen? Juichen op die ouderwetsche, overgegeven manier, die iedere verslaggever op Koninginnedag zou doen watertanden? Terwijl uit mijn jaszak de morgenbladen steken, die vól staan, van kop tot staart vól met warme, heete en gloeiende woorden over de eer van het vaderland en over het verre Abessynië? Terwijl hier een mobilisatie-atmosfeer hangt, een prae-oorlogstoestand heerscht, die ieder objectief toeschouwer koud en kil maakt, en even verbaasd met de hand langs het pacifistisch denkend voorhoofd doet strijken? Is het, omdat dit koningsgeslacht en zijn leden buiten de feiten staan? Omdat het bewaard en geconserveerd blijft als een symbool van eenheid, buiten de partijen, de meeningen, de geestesrichtingen om? Ik weet het niet. Maar het is duidelijk, hoe dit pralende soldaatje-spelen elk oogenblik doodelijke ernst kan worden. Er behoeft maar zoo weinig voor te veranderen. Zelfs | |
[pagina 15]
| |
de muziek en het vaandel en de zon op de glanzende knoopen en op het vele goud van kragen en epauletten, alles kan blijven zooals het is,.... maar de marsch gaat dan naar een ver front, naar een vuurlinie, en niet naar het gezellige wachtlokaal van de koninklijke garde. |
|