zelf het oordeel at.
En dan de davering van de wraak-engel, de verblindende brand van het Paradijs, de aswind over de wereld en onze ouders die, gebogen en elkander omarmend, in gedeelde verslagenheid uitgaan om ergens, als dieren, hun leger en hun nooddruft te zoeken.
En nu zegt de Kerk ‘o felix culpa’, o gelukkige schuld, en gedenkt zij hoe om de zonde van moeder Eva Jezus Christus zich zelf deed nagelen aan het kruis om ons het eeuwig Paradijs te ontsluiten.
En in de prachtige praefatie van het Heilig Kruis zingt onze Moeder, denkend aan die andere moeder van ons vlees: ‘Gij hebt de zaligheid van het menselijk geslacht op het kruishout geplaatst, opdat het leven daar zou verrijzen, waar de dood was voortgekomen’; en ook, dat hij, die door het hout overwon, ook door het hout overwonnen zou worden, door Christus, onze Heer.
Dat is de wereldwijde omarming van onze Moeder de Kerk, waarin alles omvat wordt, dat is Haar zee-diepe schoot waarin alles rust en troost kan vinden.
Wij staan niet met de arm verwijtend uitgestrekt naar die schuldgebogen ruggen van de eerste mensen. Neen, de Kerk viert hen vandaag en herdenkt daarbij niet alleen hun gelukkige schuld; niet het mysterie van Gods aanbiddelijke wil die hen vanuit hun schaduwloos geluk deed neertuimelen in de kommernis van een aardse worsteling om het be-