leven zou zijn, is voor hen dan een offer. Een offer, in de aanvang met droefheid en onderworpen spijt gebracht, en waarbij wat anderen zou belonen - de eer, het aanzien, het vertrouwen en de macht - nog slechts de last verzwaard. Zij hebben hun ware trouwe vrienden achter moeten laten, het spoor dat zij volgden in de geesten en in de geschiedenis moeten uitbannen en loslaten, het rijke werken van hun geest moeten bundelen en versmallen tot een enkel ding: de daadkracht, de dagelijkse beslissing, de telkens zich anders aandienende verantwoordelijkheid. Zij moeten rechter zijn, terwijl zij willen getuigen; geschiedenis maken terwijl zij slechts historie willen schrijven; heersen, terwijl ze slechts volgen willen in de geest. Zo zijn zij dan eenzaam op hun troon, eenzaam in hun statiegewaden, eenzaam temidden van de kudde die in bewondering en aanhankelijkheid gemeenzaamheid zoekt.
Dit alles heeft Radboud niet weerhouden zijn heilig werk goed te doen. Door de Noormannen verdreven, verplaatste hij zijn zetel naar Deventer. In 918 stierf hij in Ootmarsum. Zijn gedachtenis moge ons er toe brengen met onze gebeden de bisschoppen, opvolgers ook van dezen Radboud, bij te staan.
Opvolger te zijn van de apostelen is een hoge uitverkiezing. Het is ook een ondragelijk zware verantwoording, en een haast bovenmenselijke last.
Het was moeilijk een kudde voor Christus te verwerven, en haar te doen groeien in deug-