ken, en daarom gaf hij de gevangenen méér dan de vrijheid alleen. Hij gaf ze de gedachte aan Christus' voorbeeld en aan het eeuwig doel des levens, en zó vast geloofde hij zelf aan wat hij leerde, (want dat is het geheim van iedere prediking en haar sterkste kracht) dat zijn gevangenen niet alleen bevrijde burgers werden, maar verloste zielen, die voortaan leefden in dagelijkse gemeenzaamheid met hun God.
Leonard onttrok zich aan de bisschoppelijke waardigheid, die hem was toegedacht, hij onttrok zich aan de veilige rust van het klooster. In een bergwoud vond hij de eerlijke weerbarstigheid van de natuur die hem de beste omgeving toeleek voor het dagelijks gevecht waarin vlees en begeerte moesten overwonnen worden.
En rond zijn kluis kwamen de trouwe volgelingen wonen, wier aardse en wier zonde-ketenen hij stuk had doen springen.
Hij wees ze een perceel grond aan, waarop zij hun nooddruft konden telen. Harde, stugge, weerbarstige grond, die werkelijk met zweet als doordrenkt moest worden, alvorens er de wijnstok gedijen wilde en de groenten er mals wilden worden.
Want in niets woont de zuiverheid des harten en de ootmoed zó zacht en zó veilig, als in een lichaam dat het gevecht met de vermoeienis kent.
Daarom keek hij in bruine, blije kindergezichten, wanneer hij zich op het altaar van de