Tot de dag kwam dat zij in de blauwe schaduw van een stadswal van elkander afscheid namen. Sommigen getweeën, anderen alleen, trokken zij naar het gebied dat hun was toegewezen, om de blijde boodschap te brengen en het heilig ongeduld van de heilsverwachting.
Kwintijn was de rijzigste onder hen, en niemand had ook maar één ogenblik verwacht dat hij een gezel zou kiezen. Hij was naar lichaam en ziel een athleet, en als hij sprak over de duisternis van heidendom en zonde, zwollen hem de spieren als een pantser aan het lijf.
Kozen Krispijn en Krispinianus, die ook tot dit vurig commando behoorden, de nederige stiel van schoenmaker om zo, de mensen dienend in het stof, hen des te gemakkelijker te overtuigen van hemel en zaligheid, Kwintijn bevestigde zijn prediking door onstuimige mirakelen. Hij genas blinden en lammen, verjoeg de koorts die hele families tot bevende wrakken had gemaakt, gaf maaglijders de gezondheid en de opgeruimdheid weer, en gaf de moeders haar stervende zuigelingen, nadat hij ze ten hemel had geheven, weerom, om zich met haar te verblijden om de appelblos die in hun wangen schoot.
Hij begreep dat hij de mensen moest helpen, altijd maar weer helpen, nimmer rekenend op hun dank, nimmer zichzelve verheffend, nimmer misbruik makend van zijn invloed die dagelijks wies. Als men hem eren wilde, kniel-