het einde onzes levens, en ieder mens heeft zulk een engel.
Ja, ieder mens heeft zulk een engel. Een engel, die dus nimmer thuis is in het hosannah-ruisende Hemelhuis, maar altijd op zwerftocht in de mensenwereld, gekluisterd door de Goddelijke wil aan onze schreden, en zo misschien de eenzaamste van alle verheven en onsterfelijke geesten geworden.
Is het niet zo? Zeg eens héél eerlijk: na die kindertijd, waarin we met ontroering op de prentjes zagen hoe de engelbewaarder altijd weer het kind aan haar jurkje weggriste voor de waterkant, en hoe die goede geest zelfs de snelle auto te vlug af was, bezig met het mensenkind naar ziel en lichaam te beschermen, hebt u toen nog wel vaak aan die onzichtbare begeleider gedacht?
Ik was eens in een auto gezeten die, zonder dat de stuurmanskunst van de goede vriend naast me er ook maar iets aan had kunnen doen, op het nippertje aan de meest verschrikkelijke botsing ontkwam die men zich denken kan. De chauffeur stak zijn rechterhand uit over zijn linkerschouder en schudde daar iemand die er niet was, de hand.
En toen ik hem vroeg wat hij toch deed, zei hij me zonder enige aarzeling: ‘Ik geef Simon, mijn engelbewaarder, een hand om hem te bedanken’. De man is een gelovig protestant, ik was op dat ogenblik een beschaamd katholiek...
Van het begin tot het einde des levens. Dat is