ders van Nicolaas, maar het is niet alleen het mysterie van onze tijd, dat de armen vaak blijder zijn met de kinderen die God hun toevertrouwt, dan de mensen die, wat men zo noemt, met aardse goederen gezegend zijn.
Wie zegt op hoeveel plaatsen die vrome bad, hoeveel smekende woorden, nieuw en eeuwig oud als haar verlangen zelf, zij vond om toch de Hemel te vermurwen? En hoe zij tenslotte beloofde het graf van St. Nicolaas, de bisschop, in Bari te bezoeken, mocht haar bede eindelijk verhoord worden? Het werd een dank-tocht, meer dan een om te vragen. Want eer zij de lange weg insloeg, was het wonder aan haar geschied; in stralende blijdschap en innig geluk verwachtte zij haar eerstgeborene......
En toen het kind geboren werd, was het niet van zelfsprekend dat het de naam ontving van Nicolaas, en dat het onder de bescherming van Moeder Maria en van de grote wonderdoener werd gesteld?
Nicolaas - die later van Tolentino genoemd werd, omdat hij in die stad leefde, en men daar zijn gebeente bewaren mocht - werd een echt braaf kind. Dat is in drie woordjes gezegd, maar iets mooiers bestaat er op de ganse wereld niet. Waarom hebben dan toch knoeiers van schilders en lusteloze schrijvers ons altijd weer een misbaksel voorgetoverd, een levenloos, zeurderig oud mannetje, zo onecht en zo afstotend, dat ieder gezond en levenslustig kind zich wel tienmaal zou bedenken alvorens te proberen ook op die wijze vroom te zijn......