dood konden de geschiedschrijvers met recht getuigen: nooit was het zo vredig en veilig in Frankrijk als onder zijn bestuur.
Sint Lodewijk maakte Marguerite, de oudste dochter van Raymond Béranger, graaf van Provence en Forcalquier, tot zijn koningin. Een ‘rijk’ huwelijk volgens onze kleine menselijke begrippen sloot hij daarmee zeker niet, haar bruidschat bestond immers uit slechts tienduizend livres. Maar de koning had in haar ogen de ziel gezien van het meisje, dat hem trouw zou zijn en zou volgen, waar hij ging, zelfs op zijn verste reizen en in de gevaren van het slagveld. Tien kinderen schonk zij hem, vijf jongens en vijf meisjes. En toen haar het bericht werd gebraccht, dat de koning ver weg, in de vreemde was gestorven, trok zij zich terug in het klooster van Sinte Clara, dat zij had gesticht bij St. Marcel-lès-Paris, waar zij bleef tot haar dood, toen de armen wenend achter haar lijkbaar gingen.
Veel leed berokkende Sint Lodewijk de gedachte, dat de Heilige Plaatsen, waar Jezus had geleefd, onder de zware bezetting der Mahomedanen zuchtten. Meermalen maakte hij plannen, naar Palestina te trekken, aan 't hoofd van een groot leger, om Jerusalem te bevrijden, doch telkens weer hielden dringende staatszaken hem van dit voornemen af. Tot de dagen kwamen, dat hij zwaar ziek werd, en heel Frankrijk de hemel geweld aandeed, dat de koning voor zijn land en volk behouden zou blijven. Toen deed Lodewijk de gelofte dat hij een Kruistocht zou