dra trekt men door de poort naar buiten om de held jubelend in te halen.
Dymphna zit op het paard en Joris voert het behoedzaam bij de teugel, bezorgd dat 't niet mis kan stappen en zo het meiske verschrikken zal.
Hij zwijgt en gaat ingetogen voort tot voor de kathedraal. Dan vouwt hij zijn handen tot een beugel dat Dymphna af kan stijgen en loopt met haar tot voor het altaar. De lans, waaraan het zwarte bloed van de draak korst, legt hij op de treden en het zwaard er kruiselings overheen. Dan buigt hij het hoofd, vouwt de handen en bidt zoals nog nooit een dappere jongen gebeden heeft, met zijn hoofd dicht tegen Gods borst en met zijn hart vol van een dank die hem zou doen schreien, ware hij nu eenmaal Sint Joris niet die een voorbeeld moet zijn.
De domproost beklimt de kansel en vangt zijn prediking aan met de woorden: Weest bereid, zoals deze Joris bereid was.
Van buiten hoort men de hamerslagen van de kooplui die hun kramen opslaan, het paard van de draaimolen hinnikt en juist vóór de koster de kerk kan sluiten is er een volle vlaag oliebollengeur over de gelovigen gewaaid en daarom maakt de proost het niet lang, al is de dag dan ook nog zo geweldig......
De echte Sint Joris, zeggen de geleerden, stierf als martelaar onder Diocletianus, en omdat hij het heidendom en het ongeloof bevocht heeft men het verhaal van de draak bedacht. Maar die draak is slechts een symbool, en er