en bekers dansten. ‘En daarmede’, riep hij uit, en hij richtte zich over gast en gastmaal heen tot het somber leger van de Manichaeën, die stormden tegen de wallen van de Stad Gods, ‘zijn de Manichaeën weerlegd!’
Lodewijk, zo vertelt de geschiedenis, zond den doctor zijn geheimschrijvers, opdat zij zijn gedachten zouden vast leggen. ‘Want, - zo vergaf en huldigde de vorst de geleerde gast, - het moet een zeer goed argument geweest zijn, en Thomas, zou het kunnen vergeten’. Gezelschap, tenzij een waarin de degen van de redenering kon worden gekruist, en waaruit hij de neergeslagen stelling als een ex voto voor het beeld van de Goddelijke Rede kon medebrengen, begeerde hij niet. Als hij niet schrijvend terneder zat, joeg hij door de kloostergangen, als een brak die de evers ruikt, en achter zijn starende ogen rijpte dan een nieuwe oogst aan zekerheden.
Hoe was het mogelijk dat de geleerde, die zich werkelijk aan lyriek niet te buiten ging, plotseling zong als een nachtegaal, die over de muur van de hemel kon kijken?
Toen Urbanus de Vierde het feest van het H. Sacrament wilde instellen, vroeg hij Sint Bonaventura en Sint Thomas beiden om hun krachten te beproeven op het officie voor deze dag.
En toen zij beiden voor de troon van de paus traden met hun werk, was het Thomas die het eerst zijn arbeid zou doen horen.
Op dat ogenblik werd de Kerk de hymnen