hun woede nog wilder en hoger op.
Dit zijn niet de mannen, die gisteren nog disputeerden over de politiek in vernuftige zinnen, en die elkander trachtten te overtreffen in de melodie van woord en zinnen. Het beest in hen is los, de hel danst in hun bloed.
Een jonge man boort zijn vingers tussen de gezwollen lippen en rukt een stuk van de gebroken kaakbeen los. De anderen juicken hem toe en als de kluwen zó veel losser wordt dat Apollonia kan vallen, is haar gelaat verminkt en zijn haar tanden uit de mond gebroken. Men sleurt haar naar de buitenweg waarlangs een boer zijn takkenbossen bewaart. Als de vlam al spits en puntig naar boven boort, helder in het krakende, droge hout, wil men de oude goden nog gróter eer bewijzen aan deze maagd: verdorven handen strekken zich naar haar uit en willen haar schenden....
Maar terwijl de hoofdman van het gepeupel haar bedenktijd geeft, - of ze niet toch nog vrijwillig af wil zien van haar dwaze Kruisgod, - en zij een ogenblik vrij is van hun handen, spreekt ineens de Bruidegom duidelijk in haar, en overstelpt haar met moed en vertroosting. Eer het tierende volk haar grijpen kan keeft Apollonia met enkele veerkrachtige schreden de brandstapel bereikt. Terwijl ze met de linkerhand voor de ogen ziek nog tegen het vuur beschermen wil en de rechter een bevend kruis over borst en schouders tekent, springt ze in het midden van het vuur. En, alsof het vuur gewacht heeft op die zegen, staan ineens