gezin, waarvan zij het oudste, bloemigste dochtertje is, is arm. Arm, zoals heel Ticino arm is als zijn grond. Maar overal zijn de hellingen toegedekt met de troost van de wingerd, en waar de druif niet komen kan, blauwt de gentiaan en sterrelen de anemonen. En zoals de bergen gelukkig en tevreden zijn met wat zon en regen aan hun flanken toveren, zo zijn de mensen tevreden in de rust van hun eenvoudig hart.
Veronica's vader snoeit de druif en hakt de grond van zijn klein stuk kostgrond. Op de wei loopt een kleine, grijze koe, en als ze naar het weitje stijgen, draagt moeder zeven hoenders in de rugmand.
Er zijn rijkeren in het dorp. Maar als Veronica's vader eens in de week zes uren loopt naar de markt in Locarno, bidt hij onderweg, en nog eer een koper iets gevraagd heeft, wijst hij hem aan wat er aan zijn koopwaar mankeert. Zie, de eieren zijn zo groot niet als ze konden zijn, en de kaas is wat al te snel gedroogd daarboven. Ja, het scheelt een paar duiten, en soms wel een schelling, maar hoe zou hij op de terugweg de Madonna's die hij tegenkomt durven groeten, had hij een koper in de waan gelaten? Veronica's kinderdagen gaan in werkzaamheid voorbij. Ze helpt in dagloon overal, waar men haar gebruiken kan, als de druiven geplukt moeten worden, het hooi verzameld, of het onkruid gewied. Maar het liefst is zij bij de grijze kerk, en, verweg naar boven of naar beneden, op de stille weien, waar alleen het ruizelen van